Rolnummer: 22-004003-05
Parketnummer: 10-900031-05
Datum uitspraak: 30 januari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van
27 juni 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 januari 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis alsmede een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden als in het vonnis omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep met uitzondering van de opgelegde straffen en tot veroordeling van de verdachte terzake van het tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in de desbetreffende vordering van de advocaat-generaal.
In zijn appelmemorie heeft de officier van justitie er in het bijzonder op aangedrongen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen wegens de voordien in Nederland bij wedstrijden ongekende omvang, intensiteit en duur van de rellen waarvan het feit deel uitmaakt en omdat niet de aanhang van een andere club is belaagd maar politiemensen met stenen en flessen zijn bekogeld.
Het hof deelt deze zienswijze niet. Niet is immers gebleken dat de verdachte bij het plegen van het feit al wist dat de rellen later of elders veel schokkender zouden verlopen dan voorgaande wedstrijdrellen. Er is dus geen reden bij de bestraffing van deze verdachte nieuwe wegen in te slaan. Het hof zal zich hierom aansluiten bij straffen die plegen te worden opgelegd aan stenengooiers en andere relschoppers, afhankelijk van de ernst van de ordeverstoring waarbinnen het feit is gepleegd en van het doelwit van het gepleegde geweld.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voetbalvandalisme door met stenen te gooien naar politiemensen en een voertuig.
Feiten als het onderhavige zijn ernstig van aard en veroorzaken gevoelens van onrust, angst en irritatie in de maatschappij.
Het hof heeft ten voordele van de verdachte rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en het feit dat de verdachte niet kan worden bestempeld als iemand die lid is van de "harde kern" van voetbalsupporters die zich misdragen.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de generale en speciale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur met een stadionverbod een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c(oud), 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 (vijftig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
het de veroordeelde gedurende zijn proeftijd niet is toegestaan enig voetbalstadion of speelveld te betreden waar een voetbalwedstrijd wordt gespeeld door een of meer elftallen van de voetbalorganisatie Feyenoord, al dan niet in het kader van een door de KNVB, een internationale voetbalbond, Feyenoord zelf of derden georganiseerde competitie of toernooi;
de veroordeelde zich gedurende zijn proeftijd dient te melden bij een door de politie in zijn woonplaats te bepalen politiebureau tijdens de rust van alle wedstrijden van het eerste betaalde elftal van de voetbalorganisatie Feyenoord;
de veroordeelde verplicht is zich bij melding te identificeren met een geldig legitimatiebewijs. Hij dient bij elke melding de hem door of vanwege de officier van justitie te Rotterdam toegezonden meldingskaart op het door de politie aangegeven politiebureau te laten afstempelen en paraferen;
de veroordeelde dient te zorgen dat de meldingskaart binnen twee weken na afloop van de hierboven genoemde termijn waarin de meldingsplicht geldt, bij het arrondissementsparket is ontvangen;
het de veroordeelde bovendien is verboden zich op te houden op het grondgebied in en rondom het Stadion Feijenoord (De Kuip) begrensd door de wegen Stadionweg, Marathonweg en Olympiaweg in de periode tussen twee uur vóór aanvang en twee uur na afloop van de wedstrijden waaraan dat eerste elftal deelneemt;
de veroordeelde zich dient te houden aan de in dit kader door of vanwege de officier van justitie gegeven aanwijzingen en/of instructies.
Dit arrest is gewezen door mr. Wurzer, mr. Koning en mr. Van Gend, in bijzijn van de griffier mr. Bromet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 januari 2006.