Rolnummer: 22-004143-05
Parketnummer: 10-900048-05
Datum uitspraak: 30 januari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van
27 juni 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 januari 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden als in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 en 2. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep met uitzondering van de opgelegde straf en tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in de desbetreffende vordering van de advocaat-generaal.
In zijn appelmemorie heeft de officier van justitie er in het bijzonder op aangedrongen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen wegens de voordien in Nederland bij wedstrijden ongekende omvang, intensiteit
en duur van de rellen waarvan het feit deel uitmaakt en omdat niet de aanhang van een andere club is belaagd maar politiemensen met stenen en flessen zijn bekogeld.
Het hof deelt deze zienswijze niet. Niet is immers gebleken dat de verdachte bij het plegen van het feit al wist dat de rellen later of elders veel schokkender zouden verlopen dan voorgaande wedstrijdrellen. Er is dus geen reden bij de bestraffing van deze verdachte nieuwe wegen in te slaan. Het hof zal zich hierom aansluiten bij straffen die plegen te worden opgelegd aan stenengooiers en andere relschoppers, afhankelijk van de ernst van de ordeverstoring waarbinnen het feit is gepleegd en van het doelwit van het gepleegde geweld.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan voetbalvandalisme door agressief naar politieruiters op te dringen en stenen te gooien naar politiemensen en een -voertuig.
Feiten als de onderhavige zijn ernstig van aard en veroorzaken gevoelens van onrust, angst en irritatie in de maatschappij.
Het hof heeft ten voordele van de verdachte rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en het feit dat zij niet kan worden bestempeld als iemand die lid is van de "harde kern" van voetbalsupporters die zich misdragen.
Het hof heeft kennis genomen van het rapport van de Stichting Reclassering Nederland van 23 december 2005.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de generale en speciale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur met een stadionverbod een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c(oud), 22d, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 (vijftig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
het de veroordeelde gedurende haar proeftijd niet is toegestaan enig voetbalstadion of speelveld te betreden waar een voetbalwedstrijd wordt gespeeld door een of meer elftallen van de voetbalorganisatie Feyenoord, al dan niet in het kader van een door de KNVB, een internationale voetbalbond, Feyenoord zelf of derden georganiseerde competitie of toernooi;
de veroordeelde in haar proeftijd gedurende alle wedstrijden van het eerste betaalde elftal van de voetbalorganisatie Feyenoord een uur voor aanvang tot 30 minuten na afloop van de wedstrijd ter controle thuis
(adres: [...]) dient te zijn;
tussen die tijdstippen dient de veroordeelde telkens medewerking te verlenen aan het elektronische stemherkenningssysteem zoals de politie haar na de aanvang van de proeftijd zal instrueren;
het de veroordeelde bovendien verboden is zich op te houden op het grondgebied in en rondom het Stadion Feijenoord (De Kuip) begrensd door de wegen Stadionweg, Marathonweg en Olympiaweg in de periode tussen twee uur vóór aanvang en twee uur na afloop van de wedstrijden van dat eerste elftal;
de veroordeelde zich dient te houden aan de in dit kader door of vanwege de officier van justitie en/of reclassering gegeven aanwijzingen en/of instructies.
Dit arrest is gewezen door mr. Wurzer, mr. Koning en mr. Van Gend, in bijzijn van de griffier mr. Bromet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 januari 2006.