Uitspraak : 1 maart 2006
Rekestnummer : 1181-H-05
Rekestnr. rechtbank : 04-5095
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. W.P. den Hertog,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. M.N.G.N.H. Brech.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 28 september 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 1 juli 2005.
De man heeft op 14 november 2005 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 22 en 23 december 2005 en 4 januari 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 23 november 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Op 13 januari 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocate, mr. G.H.I. Helwig-Voll en de man, bijgestaan door zijn procureur. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. De procureur van de man heeft dit onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie gedaan.
Nadien zijn, volgens afspraak ter zitting, de volgende stukken bij het hof ingekomen:
-faxberichten van mr. Brech van 8, 10 en 15 februari 2006;
-faxberichten van mr. Helwig-Voll van 8, 9 (gedateerd 8 februari 2006), 10 en 16 februari 2006.
VASTSTAANDE FEITEN EN PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Tegen de vaststelling van de feiten van de bestreden beschikking is geen grief gericht, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de partneralimentatie, alsmede de verdeling c.q. verrekening van de huwelijksgoederengemeenschap.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog te bepalen:
- om de hoogte van de alimentatie voor de vrouw te wijzigen in € 8.564,- per maand, volgens de draagkrachtberekening;
- tot verrekening over te gaan, waarbij de man veroordeeld wordt om aan de vrouw in één keer te betalen minimaal het haar toebehorende gedeelte € 520.207,- (inclusief alle emolumenten, zoals Goodwill e.d.) door de man aangeboden bij berekening van productie 8;
- als nevenvoorziening: de man te veroordelen om de schuldvordering van de vrouw op de man onmiddellijk aan haar uit te betalen op basis van artikel 1:145 lid 1 BW jo artikel 1 op bladzijde 5 van de akte huwelijkse voorwaarden.
Voorts verzoekt zij de arbitrage procedure, die de man middels het kort geding heeft afgedwongen, te schorsen totdat het hof zelf in deze zaak zal voorzien.
Tenslotte verzoekt zij de man de veroordelen in de kosten van beide instanties in en de kosten van de kort geding procedure.
3. De man bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof om de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoeken te verklaren, althans deze af te wijzen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
4. Uit de gewisselde stukken van partijen volgt dat partijen staande huwelijk huwelijkse voorwaarden met elkaar zijn aangegaan. In artikel 3 van de huwelijkse voorwaarden zijn partijen met elkaar overeengekomen:” Indien na verloop van een kalenderjaar blijkt dat een gedeelte van de inkomsten uit arbeid en/of goederen niet behoefde te worden aangewend tot bestrijding van de in artikel 2 bedoelde kosten en belastingen zal vóór de eerste juni daarna het overgespaarde bedrag tussen de echtgenoten bij helfte worden verdeeld. De echtgenoten moeten elkander desverlangd volledige gegevens verschaffen omtrent de genoten inkomsten en de daaruit betaalde kosten en belastingen”. Voorts is in de akte van huwelijkse voorwaarden de verdeling opgenomen van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap van partijen.
5. Op 29 oktober 1984 zijn de man en de vrouw met elkaar een commanditaire vennootschap aangegaan.
6. Het hof heeft uit de gewisselde stukken van partijen niet kunnen vaststellen wat de vermogensrechtelijke aanspraken van partijen zijn in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden alsmede de commanditaire vennootschap. Het hof achtte het noodzakelijk hierover nog nader te worden geïnformeerd aangezien de vermogensrechtelijke afwikkeling tussen partijen van invloed is op de behoefte en draagkracht.
7. Ter zitting van 13 januari 2006 hebben partijen aangegeven dat zij te samen met hun advocaten gedurende een periode van twee weken wensten te onderzoeken of zij in onderling overleg overeenstemming konden bereiken over de tussen partijen bestaande geschilpunten alvorens een financieel deskundige te benoemen.
8. Het hof is van oordeel dat het, om een juist inzicht te kunnen verkrijgen in de behoefte van de vrouw aan alimentatie en de draagkracht van de man tot het betalen van alimentatie, noodzakelijk is dat partijen onder leiding van een financieel deskundige hun vermogensrechtelijke aanspraken inzichtelijk maken en dat als partijen afspraken hebben gemaakt over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de ontbinding van de commanditaire vennootschap, zij inzichtelijk maken wat voor invloed dit heeft op de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man.
9. In het belang van beide partijen om tot een verantwoorde financiële afwikkeling te komen alsmede de mogelijke vaststelling van een voor beide partijen verantwoorde en acceptabele alimentatie zal het hof een deskundige benoemen, alsmede een raadsheer-commissaris .De deskundige verricht zijn onderzoek onder leiding van de raadsheer-commissaris.
10. De te benoemen deskundige komt voor op de lijst van forensische mediators, hetgeen inhoudt dat bij de deskundige ook kennis en vaardigheid aanwezig is op het gebied van de emotionele verwerking van de scheiding. Indien en voorzover de deskundige vaststelt dat emotionele blokkades aanwezig zijn bij (een van) partijen en deze een belemmering vormen voor het bereiken van goede oplossingen, staat het de deskundige vrij om aan deze emotionele blokkades van partijen aandacht te besteden.
11. De raadsheer-commissaris zal met partijen, hun advocaten en hun mogelijke financieel adviseurs in aanwezigheid van de deskundige de vragen formuleren die aan de deskundige worden gesteld en welke vragen de deskundige met medewerking van partijen gaat beantwoorden. Tevens zal ter zitting een plan van aanpak worden besproken, alsmede een tijdschema worden vastgelegd, waaraan betrokkenen zich dienen te houden.
12. Partijen zijn ermee akkoord dat het hof één deskundige benoemt.
13. Het hof acht het redelijk dat de man het voorschot van de deskundige zal voldoen alvorens hieromtrent een definitieve beslissing te geven. De man dient dit voorschot te voldoen binnen twee weken na de dagtekening van deze beschikking.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
alvorens verder te beslissen:
benoemt tot deskundige de heer R. Kooger RA FM, registeraccountant en N.M.I. mediator, Larikslaan 19, 5248 BP Rosmalen, met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de vraagpunten, welke ter hieronder te bepalen zitting zullen worden geformuleerd; het staat de deskundige vrij zich bij zijn onderzoek te laten bijstaan door een derde, zijnde een vakgenoot of een kantoorgenoot;
bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft aan te vangen, dan nadat door de man een voorschot aan de deskundige is betaald van € 7.140,-, inclusief 19% BTW, door overmaking van het bedrag op een door de deskundige aan te wijzen bank- of girorekening, en wel binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking;
verzoekt de deskundige het deskundigenbericht, met redenen omkleed en ondertekend en voorzover mogelijk vergezeld van relevante en schriftelijke bescheiden aan de civiele administratie van het gerechtshof te ’s-Gravenhage, postbus 20302, 2500 EH ’s-Gravenhage toe te zenden vóór een in overleg met de rechter-commissaris ter zitting te bepalen datum;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
draagt de griffier op een kopie van deze beschikking met een begeleidend schrijven aan de deskundige toe te zenden;
benoemt tot rechter-commissaris de raadsheer van dit hof mr. van Leuven;
beveelt een comparitie van partijen op 29 maart 2006 te 9.30 uur en openlegging van stukken, zoals hiervoor overwogen;
houdt de behandeling pro forma aan tot zaterdag 19 augustus 2006;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Reinking en Mulder bijgestaan door mr. Janssen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2006.