Uitspraak : 1 maart 2006
Rekestnummer : 607-R-05
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 04-2151
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [geboorteplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. L.M. Bruins,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. M.T.H. Vuurens-Mulder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 20 mei 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 22 februari 2005.
De vrouw heeft op 4 juli 2005 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 5 januari 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 1 februari 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Scheimann, en de vrouw, bijgestaan door haar procureur. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Rotterdam.
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank is geen grief gericht, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is ten aanzien van de alimentatie voor de vrouw: de behoefte van de vrouw.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende – uitvoerbaar bij voorraad – primair de door hem te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 januari 2004 op nihil te stellen, subsidiair te verminderen met een bedrag dat het hof juist acht en af te bouwen tot nihil binnen een termijn die het hof juist acht, en te bepalen dat de vrouw het teveel betaalde vanaf 1 januari 2004 aan de man dient terug te betalen. De vrouw bestrijdt zijn beroep.
Het primaire verzoek van de man
3. De man stelt dat hij ontheven wil worden van de alimentatieverplichting, omdat de vrouw zich niet aan het convenant heeft gehouden. Volgens de man heeft zij zich onvoldoende ingespannen om binnen vier jaar in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. De man heeft ter terechtzitting van het hof uitdrukkelijk gesteld dat hij geen wijziging van het convenant wil, maar een verklaring voor recht, dat hij geen partneralimentatie meer verschuldigd is.
4. De vrouw stelt dat zij zich wel degelijk heeft ingespannen om in eigen levensonderhoud te voorzien en dat dit vooralsnog niet gelukt is.
5. Het hof overweegt het volgende. De man wil de onderhoudsverplichting (al dan niet definitief) laten eindigen per 1 januari 2004, op grond van het feit dat de vrouw zich niet voldoende ingespannen heeft om zelf in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. In weerwil van de uitdrukkelijke stelling van de man kan naar het oordeel van het hof zijn verzoek niet anders begrepen worden dan als een verzoek tot wijziging van de overeengekomen termijn. In een geval als het onderhavige, waarin partijen een convenant gesloten hebben waarin zij een partneralimentatie zijn overeengekomen, daaraan een termijn verbonden hebben en een beding van niet-wijziging hebben opgenomen, dient aan een dergelijk verzoek ten grondslag te worden gelegd, dat sprake is van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, dan wel dat de overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Zulks nu heeft de man nagelaten, hetgeen naar het oordeel van het hof tot gevolg heeft, dat hij in zijn primaire verzoek niet kan worden ontvangen. Evenmin kan een verklaring voor recht gegeven worden, dat de man geen partneralimentatie meer verschuldigd is.
Het subsidiaire verzoek van de man
6. De man stelt dat de partneralimentatie moet worden verminderd en binnen een bepaalde termijn afgebouwd tot nihil, omdat de behoefte van de vrouw is afgenomen.
7. De vrouw heeft de stelling van de man gemotiveerd betwist.
8. Het hof overweegt het volgende. Het subsidiaire verzoek van de man laat naar het oordeel van het hof geen andere uitleg toe, dan dat hij wijziging van de overeengekomen alimentatie wil. Aan een verzoek tot wijziging van een overeenkomst betreffende levensonderhoud, waarop een beding van niet-wijziging van toepassing is, dient ten grondslag te worden gelegd, dat sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat de verzoeker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden, dan wel dat de overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Zulks heeft de man nagelaten, zodat hij naar het oordeel van het hof ook in zijn subsidiaire verzoek niet kan worden ontvangen.
9. Het hof ziet geen aanleiding de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure en zal deze compenseren als na te melden.
10. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
verklaart de man niet ontvankelijk in zijn inleidend primair en subsidiair verzoek;
compenseert de proceskosten zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Nievelt, Dusamos en Husson, bijgestaan door mr. Martens als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2006.