ECLI:NL:GHSGR:2006:AW2823

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1074-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Leuven
  • M. Gerretsen-Visser
  • R. Reinking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatie kinderen en de gevolgen van een financieel afhankelijke nieuwe partner van de alimentatieplichtige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 maart 2006, gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 13 juni 2005. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft beroep aangetekend tegen de opgelegde kinderalimentaties voor zijn drie minderjarige kinderen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft eveneens beroep aangetekend, maar dan met betrekking tot de vastgestelde omgangsregeling. De man heeft in zijn hoger beroep verzocht om de kinderalimentaties te verlagen naar nihil, terwijl de vrouw verweer heeft gevoerd tegen deze verzoeken.

De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 29,- per maand per kind. De man betwist de hoogte van de alimentatie en stelt dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70% heeft gehanteerd. Hij argumenteert dat zijn nieuwe partner, die geen Nederlands spreekt en gezondheidsproblemen heeft, volledig afhankelijk is van zijn inkomen en dat dit in aanmerking genomen moet worden bij de berekening van zijn draagkracht.

De vrouw daarentegen stelt dat de nieuwe partner van de man in staat moet worden geacht om eigen inkomsten te verwerven, aangezien zij geen kinderen heeft om voor te zorgen. Het hof oordeelt dat de man verantwoordelijk blijft voor de kosten van de verzorging en opvoeding van zijn kinderen, ongeacht zijn keuze om samen te wonen met een financieel afhankelijke partner. Het hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt vast aan de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 50%. De door de man gestelde uitgaven voor de inburgeringscursus van zijn partner worden niet in aanmerking genomen, omdat deze niet boven de onderhoudsverplichting voor zijn kinderen gaan.

Uiteindelijk bekrachtigt het hof de bestreden beschikking, wat betekent dat de alimentatieverplichtingen van de man blijven zoals eerder vastgesteld.

Uitspraak

Uitspraak : 1 maart 2006
Rekestnummer : 1074-H-05
Rekestnr. rechtbank : 210487
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. H.P.J. van der Eerden,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. M. Spek.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 9 september 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 13 juni 2005, doch uitsluitend met betrekking tot de daarbij aan de man opgelegde kinderalimentaties.
De vrouw is harerzijds van die beschikking in hoger beroep gekomen, doch uitsluitend met betrekking tot de daarbij vastgestelde omgangsregeling. Zij heeft geen verweerschrift ingediend in de onderhavige procedure.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 30 september 2005, 31 oktober 2005, 3 november 2005 en op 10 januari 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 1 februari 2006 is de zaak - tegelijkertijd met het hoger beroep van de vrouw onder rekestnummer 1082-H-05 - mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn procureur, en de vrouw, bijgestaan door haar procureur, die allen het woord hebben gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank is geen grief gericht, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen de partijen de echtscheiding uitgesproken. Verder heeft de rechtbank onder meer - uitvoerbaar bij voorraad - ten laste van de man de alimentatie voor de drie minderjarige kinderen van partijen bepaald op € 29,- per maand per kind.
De echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 24 november 2005.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man te betalen kinderalimentatie voor de drie minderjarige kinderen van partijen.
2. De man verzoekt - zo begrijpt het hof - de bestreden beschikking met betrekking tot de daarbij vastgestelde kinderalimentaties te vernietigen en de kinderalimentaties alsnog te bepalen op nihil. De vrouw heeft ter zitting verweer gevoerd.
3. De behoefte aan kinderalimentatie is niet betwist.
4. De grief van de man betreft uitsluitend de berekening door de rechtbank van de draagkracht van de man. De man heeft aangevoerd dat de rechtbank bij het bepalen van zijn draagkracht ten onrechte is uitgegaan van de bijstandsnorm voor een alleenstaande, en dat ten onrechte een draagkrachtpercentage is aangehouden van 70%. Volgens de man had de rechtbank de gezinsnorm in aanmerking moeten nemen en een draagkrachtpercentage van 50%, omdat hij samenwoont met een partner, die geen Nederlands spreekt en gezondheidsproblemen heeft, zodat zij voor de kosten van haar levensonderhoud volledig is aangewezen op de inkomsten van de man. Bovendien moet zij kosten maken voor een inburgeringscursus.
5. De vrouw heeft hiertegen aangevoerd, dat de nieuwe partner van de man in staat geacht moet worden om eigen inkomsten te verwerven, nu zij geen kinderen te verzorgen heeft.
6. Het hof overweegt dat het de man vrijstaat om te gaan samenwonen met een vrouw zonder inkomsten, doch niet zonder meer ten koste van de kosten van de verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kinderen. Onder de gegeven omstandigheden dient de man zich te realiseren, dat hij een onderhoudsplicht jegens zijn kinderen heeft. Zijn keuze om een vrouw, die financiëel volledig van hem afhankelijk zal zijn, naar Nederland te laten komen, dient, bijzondere omstandigheden daargelaten - deze zijn niet gesteld - niet ten koste te gaan van de onderhoudsplicht jegens zijn kinderen. Ook het hof zal daarom op dezelfde gronden als de rechtbank bij de bepaling van de draagkracht van de man uitgaan van de bijstandsnorm van een alleenstaande, en een draagkrachtpercentage aanhouden van 50%.
7. Geen rekening wordt gehouden met de door de man gestelde uitgaven wegens de inburgeringscursus van de partner van de man, die evenmin voorrang verdienen boven de onderhoudsverplichting van de man ten opzichte van zijn minderjarige kinderen.
8. Uit dit alles volgt dat de draagkracht van de man de door de rechtbank bepaalde alimentatie ten behoeve van de kinderen van partijen toelaat-, zodat de bestreden uitspraak dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Gerretsen-Visser en Reinking, bijgestaan door mr. Arnbak-d'Aulnis de Bourouill als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2006.