ECLI:NL:GHSGR:2006:AW4863

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
400-R-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dusamos
  • A. Pannekoek-Dubois
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het biologische vaderschap in een hoger beroep inzake de ontkenning van vaderschap

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, betreft het een hoger beroep over de vaststelling van het biologische vaderschap. De zaak is gestart door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank te Rotterdam. De rechtbank had op 8 december 2004 de ontkenning van het vaderschap van de heer [belanghebbende] ten aanzien van de dochter van de moeder, geboren op [geboortedatum], gegrond verklaard. Het hof verwijst naar de tussenbeschikking van 14 december 2005, waarin de eerdere beschikking werd vernietigd en een DNA-onderzoek werd gelast om te bepalen of de heer [x] de biologische vader van het kind kon zijn.

Op 7 februari 2006 ontving het hof het rapport van de deskundige, waarin werd geconcludeerd dat de heer [x] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van het kind is. Dit rapport werd op 22 maart 2006 aan de betrokken partijen gestuurd. Op 6 april 2006 werd bevestigd dat er geen cassatie was ingesteld tegen de eerdere beschikking. De moeder verzocht op 13 april 2006 om een eindbeschikking over de vaststelling van het vaderschap van de heer [x].

Het hof heeft het verzoek van de moeder, dat door de heer [x] werd ondersteund, tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap toegewezen. De beslissing houdt in dat de heer [x] wordt erkend als de verwekker van het kind, en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam, niet eerder dan drie maanden na de uitspraak, tenzij er cassatie wordt ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak : 26 april 2006
Rekestnummer : 400-R-05
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 04-1503
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam,
zetelend te Rotterdam,
verzoeker in hoger beroep, tevens verweerder in het incidentele beroep,
hierna te noemen: de ambtenaar,
procureur mr. R.Th.R.F. Carli,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep, tevens appellante in het incidentele hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. M.R. Mantz.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende]
wonende te [woonplaats] ,
2. mr. R.A Felix,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over de hierna te noemen minderjarige [kind] ,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst naar de in deze zaak op 14 december 2005 gegeven tussenbeschikking. Daarbij is de bestreden beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 8 december 2004 vernietigd, en voor zover thans nog van belang, het verzoek van de moeder tot ontkenning van het vaderschap van de heer [belanghebbende] van [kind] , de op [geboortedatum] te [geboorteplaats] geboren dochter van de moeder, gegrond verklaard met de last aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam deze beschikking in zoverre in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand door middel van een latere toevoeging aan de geboorteakte van [kind] en deze in zoverre te verbeteren. Voorts is de beslissing ten aanzien van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [x] van [kind] aangehouden tot na de inschrijving van de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de heer [belanghebbende] in de registers van de burgerlijke stand als hierboven vermeld. Voorts is een DNA-onderzoek gelast ter beantwoording van de vraag of heer [x] voormeld de verwekker van [kind] kan zijn en zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid, met benoeming van mevrouw dr. G.G. de Lange tot deskundige, in samenwerking met het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst, afdeling bloedgroepengenetica te Amsterdam.
Op 7 februari 2006 is het rapport van de deskundige bij het hof ingekomen. Volgens dit rapport is de heer [x] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de (biologische) vader van [kind] , geboren op [geboortedatum] . Dit rapport is door het hof opgestuurd aan mr. Carli, de heer [belanghebbende] , de bijzondere curator en het openbaar ministerie bij brieven van 22 maart 2006.
Op 6 april 2006 is bericht ingekomen van de griffier van de Hoge Raad, dat van voormelde beschikking geen cassatie is ingesteld.
Op 11 april 2006 is een schrijven van de ambtenaar ingekomen, met als bijlage afschriften van de geboorteakte van [kind] , en de akte van de latere vermelding betreffende de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende] , welke laatste akte is opgemaakt op 11 april 2006.
Op 13 april 2006 is een brief ingekomen van mr. I. Petkovski, advocaat van de moeder, met het verzoek een eindbeschikking te geven omtrent de vaststelling van het vaderschap van [x] . Van de andere partijen is geen reactie ingekomen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
Op grond van het voorgaande ligt het verzoek van de moeder, waarmee de heer [x] heeft ingestemd, tot de gerechtelijke vaststelling, dat de heer [x] , met wie de moeder in gezinsverband samenwoont, de verwekker is van de op [geboortedatum] uit de moeder geboren dochter, voor toewijzing gereed.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
Het hof:
stelt vast, dat [x] , geboren op [geboortedatum] , de verwekker is van [kind], geboren op [geboortedatum] ;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - voorzover daartegen geen cassatie is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Pannekoek-Dubois en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijge-staan door mr. Arnbak-d'Aulnis de Bourouill als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 26 april 2005.