Rolnummer: 22-006753-05
Parketnummers: 10-691058-05 en 10-052843-04
Datum uitspraak: 8 mei 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 15 november 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
Anand Himradj M[.]
thans verblijvende in penitentiaire inrichting "Rijnmond - Huis van Bewaring De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 april 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals op de terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaardingen en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens de verdachte is er door de raadsman met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde een beroep gedaan op noodweer, subsidiair noodweer-exces.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in dat verband gesteld dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan ter verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding jegens hemzelf.
De raadsvrouw heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd.
De verdachte is de betreffende avond in café "Playa" door een aantal mannen in elkaar geslagen en geschopt. Vervolgens is hij door die mannen het café uitgegooid. Ook buiten heeft hij nog klappen gekregen en werd hij achterna gezeten door dezelfde mannen. Buiten was hij één schoen alsmede zijn huis- en autosleutels kwijt, zijn oog was dichtgeslagen en zijn hele lichaam deed pijn. Hij hoorde geschreeuw en had het idee dat er weer mannen achter hem aankwamen. Hij was bang dat hij niet ver zou komen met één schoen, daarnaast zag de verdachte niks met het ene dichtgeslagen oog, aldus de raadsvrouw. Toen heeft de verdachte vervolgens uit zelfverdediging op de groep geschoten. Voor zover de grenzen van de noodzakelijke verdediging daarbij zijn overschreden, is dit het gevolg geweest van de hevige gemoedstoestand die ontstaan is toen hij in elkaar geslagen werd en daar buiten met één schoen en een dichtgeslagen oog dacht nog meer klappen te gaan krijgen, zo bepleit de raadsvrouw.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op verzoek van de medeverdachte is meegegaan naar het café om geld te innen dat [naam] schuldig zou zijn aan de medeverdachte. Verdachte heeft daarbij een wapen meegenomen. Aldus is verdachte zelf de confrontatie met [naam] aangegaan. Verdachte heeft daarbij in het café klappen en schoppen moeten incasseren. Na de vechtpartij in het café is verdachte het café uitgezet. Verdachte is vervolgens weggerend, waarbij hij halverwege de straat is begonnen met schieten in de richting van het café en de personen die zich daarvoor op de openbare weg bevonden. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte na het verlaten van het café achtervolgd werd door een groep personen. Dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte, die verdediging daartegen zou kunnen rechtvaardigen, is niet aannemelijk geworden, nu verdachte reeds op de vlucht was en zich feitelijk had onttrokken aan de vechtpartij.
Nu de verdachte geen beroep op noodweer toekomt, verwerpt het hof tevens het beroep op noodweer-exces.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gericht geschoten op een groep personen met een halfautomatisch wapen. Een persoon is daarbij gewond geraakt. Het mag een wonder heten dat niet meer personen zijn geraakt door verdachte.
Een schietpartij op straat in aanwezigheid van meerdere mensen brengt bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Dergelijk handelen schokt de rechtsorde, is volstrekt verwerpelijk en kan beslist niet worden getolereerd.
Daarnaast heeft verdachte twee personen, toezichthouders, bedreigd.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 5 april 2006, al eens eerder in aanraking is gekomen met de Wet wapens en munitie, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden zich wederom met een vuurwapen in te laten zoals bewezenverklaard.
Het hof is - alles overwegende -, mede gelet op de generale en speciale preventie, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof oordeelt deze straf nodig, ook al is in de bewezenverklaring en de kwalificatie "het medeplegen" komen te vervallen (zoals ook gevorderd door de advocaat-generaal), teneinde de verdachte in te scherpen dat het bewezenverklaarde strenge afkeuring verdient.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45 (oud), 57, 63, 285 (oud) en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.M. Horstink,
mr. A.G. Korvinus en mr. D.J.C. van den Broek, in bijzijn van de griffier mr. I. Appel.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2006.
Mr. A.G. Korvinus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.