ECLI:NL:GHSGR:2006:AX6373
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep kort geding
- J.M.E. in 't Velt-Meijer
- C.G. Beyer-Lazonder
- T.L. Tan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over zekerheidsstelling in arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 april 2006 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen een werkgever en een werkneemster. De werkgever, statutair en feitelijk gevestigd te [vestigingsplaats], was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Dordrecht, sector kanton, locatie Oud-Beijerland, waarin de rechtbank had geoordeeld dat de werkgever een bankgarantie moest stellen ten behoeve van de werkneemster. De werkneemster, wonende te [woonplaats], had een vordering ingesteld tot het stellen van een bankgarantie ter hoogte van € 25.334,95, welke vordering door de rechtbank was toegewezen.
De werkgever voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de vordering van de werkneemster toewijsbaar was. Het hof overwoog dat artikel 288 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat een rechter een eindbeschikking uitvoerbaar bij voorraad kan verklaren met of zonder zekerheidsstelling. Het hof concludeerde dat de situatie in deze zaak niet onder artikel 288 Rv valt, omdat de beschikking van de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard en er geen wettelijke verplichting bestond voor de werkgever om een bankgarantie te stellen.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van de werkneemster af. Tevens werd de werkneemster veroordeeld in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een rechter een uitvoerbaar bij voorraad verklaring kan toekennen en de rol van zekerheidsstelling in het kader van arbeidsovereenkomsten.