ECLI:NL:GHSGR:2006:AX7318

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1065-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Husson
  • Van Leuven
  • Van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep neef niet-ontvankelijk in verzoek tot onderbewindstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 maart 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de onderbewindstelling van de betrokkene, die in een verpleeghuis verblijft. De neef van de betrokkene, die in hoger beroep is gekomen, is niet-ontvankelijk verklaard. De neef had bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de bewindvoerder, maar het hof oordeelde dat zijn hoger beroepschrift geen duidelijke omschrijving van het verzoek bevatte. De neef heeft pas ter terechtzitting zijn bezwaren geuit, wat niet in overeenstemming was met de eerdere stukken. Het hof concludeert dat de neef niet tot de kring van belanghebbenden behoort, aangezien zijn moeder, die de zus van de betrokkene is, nog in leven is. Hierdoor kan de neef niet in zijn beroep worden ontvangen, omdat de wet een beperkte kring van belanghebbenden voorschrijft voor zaken van onderbewindstelling. De neef had ook gesteld dat hij door zijn moeder was gevolmachtigd om haar belangen te behartigen, maar het hof heeft geen bewijs van een dergelijke machtiging gezien. De beslissing van het hof is dat de neef niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak : 29 maart 2006
Rekestnummer : 1065-H-05
Rekestnr. rechtbank : 498420 EJ VERZ 05-81983
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de neef,
procureur mr. R.A. van der Hansz.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1],
verblijvende in het verpleeghuis [x] te [woonplaats],
hierna te noemen: de betrokkene,
2. [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de bewindvoerder,
procureur mr. A.A.M. Ruys.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De appellant is op 1 september 2005 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage van 9 juni 2005.
Er is geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de appellant zijn bij het hof op 4 november 2005 en 20 februari 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Bij faxbericht van 27 februari 2006 is bij het hof de verklaring van [huisarts], huisarts te [plaats], gedateerd 23 mei 2005, ingekomen, welke het hof ambtshalve heeft opgevraagd bij de kantonrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
Op 1 maart 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de neef, bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.I. Piternella, de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. van Gemert. De betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadman van de neef onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de betrokkenen het volgende vast.
Op 26 mei 2005 heeft [belanghebbende 2] de kantonrechter te ‘s-Gravenhage verzocht een of meer van de goederen, die aan [belanghebbende 1], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen: de betrokkene, toebehoren of zullen toebehoren, onder bewind te stellen, met benoeming van eerstgenoemde tot bewindvoerder.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene. Bij die beschikking is [belanghebbende 2] tot bewindvoerder benoemd.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. Het hoger beroep van de neef richt zich tegen de door de rechtbank uitgesproken onderbewindstelling. Ingevolge artikel 798 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden in zaken van onder meer onderbewindstelling onder belanghebbenden – naast de in lid 1 bedoelde persoon – bovendien verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van deze, de ouders, broers en zusters van degene wiens goederen het betreft. Op grond van dit artikel kan de neef niet in zijn beroep worden ontvangen. Zijn moeder is een zus van de betrokkene. De neef heeft verwezen naar artikel 1:432 lid 1 BW, dat vermeldt dat instelling van een bewind onder meer kan worden verzocht door bloedverwanten in de rechte en die in de zijlijn tot de vierde graad. Daartoe behoort de neef. Het hof stelt vast dat de neef niet om instelling van het bewind heeft verzocht. Temeer nu zijn moeder nog in leven is, kan hij niet tot de door de wet beoogde beperkte kring van belanghebbenden – bij in dit geval een hoger beroep – worden gerekend. De neef heeft weliswaar nog gesteld dat hij door zijn moeder (zijnde de zus van de betrokkene) is gevolmachtigd om haar belangen te behartigen, doch van een machtiging is het hof niet gebleken. Bovendien voert hij de procedure op eigen naam.
2. Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. Het door mr. F.I. Piternella namens de neef ingediende hoger beroepschrift bevat – naar het oordeel van het hof – noch een duidelijke omschrijving van het verzoek noch de gronden waarop het berust, althans beide komen niet overeen met hetgeen de neef ter terechtzitting heeft betoogd. Enkel door de toelichting van de neef ter terechtzitting is voor het hof enige duidelijkheid ontstaan omtrent de gronden waarop het hoger beroep berust.
Eerst ter terechtzitting heeft de neef gesteld dat hij bezwaren heeft tegen de benoeming van de bewindvoerder. Het hof gaat hieraan voorbij, nu van bezwaren tegen de bewindvoerder zowel in het hoger beroepschrift als voorafgaand aan de zitting niet is gebleken.
Eveneens zal het hof de stelling van de neef dat zijn moeder niet in onderhavige procedure is betrokken, passeren, nu zijn moeder in het inleidend verzoekschrift wordt vermeld.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de neef gesteld dat de bestreden beschikking omtrent de onderbewindstelling moet worden vernietigd, zodat de neef een verzoekschrift tot ondercuratelestelling van de betrokkene kan indienen bij de rechtbank. Anders dan de neef is het hof van oordeel dat vernietiging van de onderbewindstelling niet in het belang van de betrokkene is, aangezien er alsdan geen bescherming van de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene bestaat.
3. Mitsdien moet als volgt worden beslist.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de neef niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Van Leuven en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2006.