ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8719

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/287
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.M.E. in ’t Velt-Meijer
  • M.H. van Coeverden
  • T.L. Tan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurbetalingsachterstand leidt tot ontbinding huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van huurders tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage. De huurders, hierna aangeduid als [huurders], zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis waarin zij zijn veroordeeld tot betaling van een huurachterstand en ontruiming van de door hen gehuurde woning. De zaak is ontstaan na een verstekvonnis van de rechtbank, waarin de huurders zijn veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 595,81, en later door de verhuurder, Woningstichting Haag Wonen, is gevorderd om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen wegens een oplopende huurachterstand.

De huurders hebben in hun memorie van grieven drie grieven ingediend, waarin zij betwisten dat de huurachterstand zo ernstig is dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Het hof heeft de grieven beoordeeld en vastgesteld dat de huurders op de datum van dagvaarding een huurachterstand van € 801,02 erkenden. Het hof oordeelt dat de betalingsachterstand niet als van geringe betekenis kan worden aangemerkt, gezien de eerdere veroordeling tot betaling van huurachterstand en het feit dat de huurders op het moment van de dagvaarding nog niet aan hun verplichtingen hadden voldaan.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het de huurders veroordeelt tot betaling van een bedrag dat reeds eerder was toegewezen, maar heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning bevestigd. De huurders zijn veroordeeld tot betaling van een nieuwe huurachterstand, die op dat moment € 490,03 bedroeg, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak voor huurders om tijdig aan hun betalingsverplichtingen te voldoen om ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen.

Uitspraak

Uitspraak: 19 mei 2006
Rolnummer: 04/287
Rolnummer rechtbank: 321282/03-3136
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[[HUURDERS],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: [[huurders],
procureur: mr. V. Kortenbach,
tegen
WONINGSTICHTING HAAG WONEN,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Haag Wonen,
procureur: mr. E. Kars.
Het geding
Bij exploot van 24 december 2003 zijn [huurders] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 2 oktober 2003 door de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, gewezen tussen enerzijds Haag Wonen en anderzijds [huurders]. Bij memorie van grieven hebben [huurders] drie grieven opgeworpen, die door Haag Wonen bij memorie van antwoord zijn bestreden. Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd. In het procesdossier van [huurders] ontbreekt de appèldagvaarding.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende.
1.2. [huurders] huren van Haag Wonen de woning aan de [adres] (hierna: de woning) tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 375,86 (per 1 juli 2003 verhoogd met € 38,74).
1.3. Bij in kracht van gewijsde gegaan verstekvonnis van 12 september 2002 van de rechtbank ’s-Gravenhage zijn [huurders] veroordeeld tot betaling aan Haag Wonen van € 595,81 aan huurachterstand, € 106,35 aan buitengerechtelijke kosten (inclusief btw) en € 283,56 aan proceskosten.
1.4. Bij dagvaarding van 17 februari 2003 vordert Haag Wonen ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning, alsmede veroordeling van [huurders] tot betaling van € 801,02 aan huurachterstand (blijkens de specificatie daarbij is dit het bedrag naast de bij voormeld verstekvonnis toegewezen € 595,81), € 57,87 aan buitengerechtelijke kosten (inclusief btw), alsmede € 375,86 per maand vanaf 1 maart 2003, met proceskosten.
Bij conclusie van dupliek van 19 juni 2003 erkennen [huurders] aan Haag Wonen het gevorderde bedrag van € 801,02 aan huurachterstand verschuldigd te zijn, doch betwisten zij de juistheid van het verstekvonnis.
Bij conclusie uitlating producties van 31 juli 2003 ziet Haag Wonen af van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst, indien [huurders] aan haar betalen al hetgeen [huurders] haar tot en met juli 2003 verschuldigd zijn. Haag Wonen geeft aan dat het haar praktisch voorkomt daarbij de veroordeling in de eerdere procedure mee te nemen. Onder overlegging van een specificatie van de huurachterstand per 31 juli 2003 stelt Haag Wonen dat haar verschuldigd is:
“huurachterstand tot en met juli 2003 … e.1020,97
bij: in DEZE procedure gevorderde buitengerechtelijke kosten e. 48,63
b.t.w. e. 9,24
gevorderde wettelijke rente p.m.
Vonnis dd. 12 september 2002 ALLEEN voor wat betreft de kosten:
Toegewezen buitengerechtelijke kosten e. 89,37
b.t.w. e. 16,98
proceskosten e. 283,56
kosten betekening vonnis e. 74,65
informatiekosten e. 16,31
totale vordering e.1559,71”
1.5. Bij het bestreden vonnis overweegt de rechtbank onder meer:
“Nu Haag Wonen echter bij akte houdende uitlaten producties aangeeft aan [huurders] nog eenmaal een terme de grace toe te staan, mede gelet op het feit dat thans de huurpenningen tijdig worden voldaan, zal de kantonrechter het dictum aldus inrichten dat aan [huurders] alsnog de gelegenheid wordt gegeven aan hun verplichtingen te voldoen, waaronder betaling van de hieronder begrote proceskosten. Daarbij zij opgemerkt dat de informatiekosten zullen worden beperkt tot € 7,--, zodat voor toewijzing gereed ligt een bedrag van € 1.550,40.”
In het dictum van het bestreden vonnis heeft de rechtbank [huurders] in de gelegenheid gesteld om vóór 2 november 2003 aan Haag Wonen te voldoen, naast de huur over de maanden augustus t/m november 2003, een bedrag van € 1.550,40 met rente alsmede een bedrag van € 548,66 aan proceskosten. Bij gebreke van tijdige voldoening ontbindt de rechtbank de huurovereenkomst en veroordeelt zij [huurders] tot ontruiming van de woning en betaling van - onder meer - € 1.550,40 met rente en € 548,66 aan proceskosten.
2.1. Grief I luidt als volgt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter [huurders] veroordeeld om vóór 2 november 2003 aan Haag Wonen te voldoen, naast de huur over de maanden augustus t/m november 2003, een bedrag ad € 1.550,40 met de wettelijk rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening.”
2.2. Grief II luidt als volgt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter gesteld dat er sprake is van een fors aantal maanden huurachterstand, en dat reeds op die grond de vorderingen tot ontbinding en ontruiming kunnen worden toegewezen”.
2.3. Grief III luidt als volgt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter de vigerende huurovereenkomst ontbonden en [huurders] veroordeeld tot ontruiming, indien zij niet vóór 2 november 2003 aan de veroordeling tot betaling van € 1.550,40 zouden voldoen.”
2.4 In de toelichting bij de grieven voeren [huurders] aan dat zij hebben erkend aan Haag Wonen ter zake van huurachterstand verschuldigd te zijn het door haar gevorderde bedrag van € 801,02. De kantonrechter had [huurders] dan ook tot niet meer kunnen en mogen veroordelen dan € 801,02 in hoofdsom. De specificatie van de huurachterstand, overgelegd bij conclusie uitlating producties van Haag Wonen d.d. 31 juli 2003 doet daar niet aan af, omdat deze in strijd is met de eerdere stelling van Haag Wonen zelf en omdat [huurders] niet in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren. [huurders] doen tevens een beroep op de uitzondering dat de tekortkoming ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van de woning niet rechtvaardigt, gezien de geringe betekenis van de tekortkoming.
3. Ten aanzien van de hoogte van de huurachterstand overweegt het hof als volgt.
Uit de door Haag Wonen bij conclusie van repliek overgelegde specificatie van 30 april 2003 blijkt dat de huurachterstand op 17 maart 2003, de datum van dagvaarding, in totaal € 1.396,83 bedraagt, waarvan € 595,81 reeds in een eerdere procedure was toegewezen. De huurachterstand bedroeg bij dagvaarding in eerste aanleg derhalve € 801,02 (€ 1.396,83 minus € 595,81), welk bedrag door [huurders] is erkend.
De specificatie van de huurachterstand op 31 juli 2003 (overgelegd bij conclusie uitlating producties) geeft aan dat de achterstand deels is ingelopen en op dat moment in totaal nog maar € 1.020,97 bedraagt, waarvan € 595,81 reeds in een eerdere procedure (ter zake van verhuur) was toegewezen. [huurders] zijn in eerste aanleg niet in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. In hoger beroep is niet gesteld of anderszins gebleken dat deze specificatie niet juist zou zijn, zodat het hof hiervan zal uitgaan.
4. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De betalingsachterstand van € 801,02 kan niet als van geringe betekenis worden aangemerkt, mede gelet op het feit dat [huurders] eerder zijn veroordeeld tot betaling van een huurachterstand en op 17 februari 2003, de datum van de dagvaarding in eerste aanleg, aan die eerdere veroordeling van 12 september 2002 nog niet (geheel) hadden voldaan. De rechtbank heeft derhalve terecht de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming gerechtvaardigd geacht. Grief II faalt.
5. Ingevolge artikel 7:280 BW kan de rechter alvorens een ontbinding uit te spreken, de huurder een terme de grâce geven om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Haag Wonen heeft de rechtbank hier zelf om verzocht. Het hof is met de rechtbank van oordeel, in aanmerking genomen dat de informatiekosten tot een bedrag van € 7,00 dienden te worden beperkt, dat [huurders] op de datum van het bestreden vonnis, 2 oktober 2003, aan Haag Wonen verschuldigd waren een bedrag van € 1.550,40 met rente, de huur over de maanden augustus t/m november 2003 en een bedrag van € 548,66 aan proceskosten. De rechtbank heeft aanleiding gezien [huurders] op de voet van artikel 7:280 BW een terme de grâce tot 2 november 2003 te verlenen, nu Haag Wonen hier zelf om had verzocht en de huur inmiddels tijdig werd voldaan. Terecht zijn [huurders] dan ook in de gelegenheid gestelde om vóór 2 november 2003 aan Haag Wonen te voldoen hetgeen zij op 2 oktober 2003 aan Haag Wonen verschuldigd waren, bij gebreke waarvan de overeenkomst wordt ontbonden en [huurders] tot ontruiming worden veroordeeld. Grief III faalt, voor zover die betrekking heeft op de ontbinding van de huurovereenkomst.
6. Grief I slaagt ten dele. Ten onrechte heeft de rechtbank [huurders], bij gebreke van tijdige voldoening van hetgeen zij op 2 oktober 2003 aan Haag Wonen verschuldigd waren, veroordeeld tot betaling van de reeds bij vonnis van 12 september 2002 toegewezen huurachterstand ad € 595,81, buitengerechtelijke kosten inclusief btw ad € 106,35 en proceskosten ad € 283,56. [huurders] kunnen daartoe niet ten tweede male worden veroordeeld. Ook konden [huurders], bij gebreke van tijdige voldoening van hetgeen zij op 2 oktober 2003 aan Haag Wonen verschuldigd waren, niet worden veroordeeld tot betaling van de ‘kosten betekening vonnis’ ad € 74,65, nu deze kosten in eerste aanleg door Haag Wonen niet waren gevorderd. Wel dienen [huurders] te worden veroordeeld tot betaling aan Haag Wonen van de ‘nieuwe’ huurachterstand, die op 31 juli 2003 € 425,16 bedroeg (= € 1.020,97 - € 595,81), vermeerderd met rente, € 57,85 aan contractuele buitengerechtelijke kosten (inclusief btw) die het hof redelijk acht, alsmede de huur van € 386,74 voor iedere maand gedurende welke zij de woning huren c.q. blijven bewonen met ingang van 1 augustus 2003. Tevens dienen [huurders] veroordeeld te worden in de kosten van de procedure in eerste aanleg, nu zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd behoudens wat betreft het bedrag van de veroordeling tot betaling.
8. Het hof ziet aanleiding de proceskosten in hoger beroep te compenseren, nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld.
De beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis van 2 oktober 2003, door de rechtbank te
’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, gewezen tussen partijen, voor zover daarin [huurders], bij gebreke van tijdige voldoening, hoofdelijk zijn veroordeeld, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Haag Wonen te betalen een bedrag van € 1.550,40 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [huurders], bij gebreke van tijdige voldoening, hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Haag Wonen te betalen een bedrag van € 490,03 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der inleidende dagvaarding (17 februari 2003) tot de dag der voldoening;
- verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep zodanig dat iedere partij zijn of haar eigen kosten draagt;
- bekrachtigt het vonnis van 2 oktober 2003, door de rechtbank te
’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, gewezen tussen partijen voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. in ’t Velt-Meijer, M.H. van Coeverden en T.L. Tan en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2006 in bijzijn van de griffier.