ECLI:NL:GHSGR:2006:AY1927

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-04/02221
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Sanders
  • A. Tromp
  • J. Beelen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen: voorziening voor correcties bij V.O.F. A

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, staat de vraag centraal of belanghebbende voor de jaren 1998, 1999 en 2000 een voorziening kan vormen met betrekking tot correcties in de loonbelasting en premie volksverzekeringen die zijn toegepast bij de vennootschap onder firma V.O.F. A. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998, waarbij de belanghebbende aanvankelijk een belastbaar inkomen van € 22.487 had, dat door de Inspecteur na bezwaar werd verminderd tot € 17.470. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2006 heeft het Hof de zaak besproken, waarbij beide partijen aanwezig waren. Het Hof heeft vastgesteld dat er overeenstemming bestond over verschillende elementen van de aanslag, maar dat er nog een geschilpunt resteerde over de mogelijkheid van het vormen van een voorziening voor de correcties die zijn toegepast. Het Hof heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de uitgaven die in geding zijn, hun oorsprong vinden in feiten die zich in het jaar 1998 hebben voorgedaan, en dat er een redelijke mate van zekerheid bestond dat deze uitgaven zich zouden voordoen.

Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat belanghebbende voor het jaar 1998 een voorziening kan vormen met betrekking tot de correctie van € 6.989. Dit leidde tot de conclusie dat de aanslag moest worden verminderd tot een belastbaar inkomen van € 9.064. Het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard, de uitspraak waarvan beroep werd vernietigd, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 362,25. Tevens werd het door belanghebbende gestorte griffierecht van € 37 vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tweede meervoudige belastingkamer
29 juni 2006
nummer BK-04/02221
UITSPRAAK
op het beroep van A te B tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Haaglanden, betreffende na te noemen aanslag.
1. Aanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ? 22.487.
1.2. De aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ? 17.470.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van ? 37.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 24 maart 2006, gehouden te Den Haag. Daar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.4. Op de zitting zijn tevens de zaken met de kenmerken BK-04/02222 tot en met BK-04/02228 en de zaak met het kenmerk BK-04/02601 behandeld. Al hetgeen in de ene zaak is aangevoerd en overgelegd geldt als aangevoerd en overgelegd in de andere zaken.
2.5. Naar aanleiding van het door het Hof bij brieven van 12 mei 2006 tot partijen gerichte verzoek om nadere cijfermatige inlichtingen te verstrekken heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.
3. Overwegingen omtrent het geschil
3.1. Tussen partijen is komen vast te staan:
- dat belanghebbende voor het jaar 1998 een voorziening kan vormen met betrekking tot de bij de vennootschap onder firma V.O.F. A (hierna: de V.O.F.) in de sfeer van de loonbelasting en de premie volksverzekeringen toegepaste correctie ten belope van (19/24 van) ? 6.210 (correctie "afdrachtverschil");
- dat belanghebbende voor het jaar 2000 een voorziening kan vormen met betrekking tot de bij de V.O.F. in de sfeer van de loonbelasting en de premie volksverzekeringen toegepaste correcties ten belope van (vijftig percent van) ? 20.234, ? 48.083 en ? 68.977 (correcties "WID");
- dat de overige elementen van de aanslag, behoudens de uitkomst van het in 3.2 weergegeven geschilpunt, niet worden bestreden;
- dat aan belanghebbende voor de behandeling in beroep een proceskostenvergoeding toekomt conform het standaardpuntensysteem, waarbij ervan moet worden uitgegaan dat deze zaak samenhangt met de in 2.4 genoemde zaken BK-04/02222 tot en met BK-04/02226.
Het Hof sluit zich bij dat gemeenschappelijke standpunt aan, nu daarvoor steun is te vinden in de hier zich voordoende feiten en omstandigheden en daaraan overigens geen onjuiste rechtsopvatting ten grondslag ligt.
3.2. Tussen partijen is tevens komen vast te staan dat hen uitsluitend nog verdeeld houdt het antwoord op de vraag of belanghebbende voor de jaren 1998, 1999 en 2000 een voorziening kan vormen met betrekking tot de bij de V.O.F. in de sfeer van de loonbelasting en de premie volksverzekeringen toegepaste correcties ten belope van respectievelijk (vijftig percent van) ? 6.989, ? 84.552 en ? 25.362 (correcties "uren").
3.3. Bij de uitspraak van het Hof van 29 juni 2006 in de zaak BK-04/02227 zijn - voor zover hier van belang - de in geding zijnde correcties in stand gebleven.
3.4. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende voor het jaar 1998 een voorziening kan vormen met betrekking tot de correctie ten belope van (vijftig percent van) ? 6.989. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de uitgave in kwestie, zijnde (een deel van de) over het jaar 1998 verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen, haar oorsprong vindt in feiten die zich in het jaar 1998 hebben voorgedaan en ook overigens aan dat jaar kan worden toegerekend. Bovendien kan redelijkerwijs niet anders worden gezegd dan dat in het jaar 1998 ter zake van die uitgave een redelijke mate van zekerheid bestond dat zij zich zal voordoen. De Inspecteur heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan daarover anders kan worden geoordeeld. Het gelijk op dat punt is aan belanghebbende.
3.5. Voor dat geval staat tussen partijen vast dat, met inachtneming van het overwogene in 3.1, de aanslag moet worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ? 9.064.
3.6. Het beroep van belanghebbende is gegrond, met dien verstande dat de uitspraak waarvan beroep moet worden vernietigd en de aanslag overeenkomstig het overwogene in 3.5 moet worden verminderd. Bijgevolg moet worden beslist als na te melden.
4. Proceskosten en griffierecht
4.1. Met inachtneming van het overwogene in 3.1 stelt het Hof op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht de totale kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken, vast op ? 2.173,50, te specificeren als volgt: kosten gemachtigde: 3 punten x ? 322 met wegingsfactor 1,5 (het gewicht van deze zaak acht het Hof "zwaar") en met wegingsfactor 1,5 (in verband met samenhang). Van die kosten wordt geacht een zesde deel, zijnde ? 362,25, betrekking te hebben op de onderhavige zaak.
4.2. Gelet op het bepaalde in artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht dient het door belanghebbende gestorte griffierecht ad ? 37 te worden vergoed.
5. Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ? 9.064;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op ? 362,25, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; en
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende te vergoeden het voor deze zaak gestorte griffierecht van ? 37.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. Sanders, Tromp en Beelen. De beslissing is op 29 juni 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Van der Zande) (Sanders)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
??
nummer BK-04/02221 blz. 4