GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tweede meervoudige belastingkamer
29 juni 2006
nummer BK-04/02226
op het beroep van A te B tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Haaglanden, betreffende na te noemen navorderingsaanslag en boetebeschikking.
1. Navorderingsaanslag, boetebeschikking en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ? 48.062.
1.2. Bij het opleggen van de navorderingsaanslag is bij beschikking een boete opgelegd van ? 3.300 (vijfentwintig percent).
1.3. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak de navorderingsaanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ? 43.948 en de boete verminderd tot op ? 2.785 (vijfentwintig percent).
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van ? 37.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 24 maart 2006, gehouden te Den Haag. Daar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.4. Op de zitting zijn tevens de zaken met de kenmerken BK-04/02221 tot en met BK-04/02225 en de zaken met de kenmerken BK-04/02227, BK-04/02228 en BK-04/02601 behandeld. Al hetgeen in de ene zaak is aangevoerd en overgelegd geldt als aangevoerd en overgelegd in de andere zaken.
2.5. Naar aanleiding van het door het Hof bij brieven van 12 mei 2006 tot partijen gerichte verzoek om nadere cijfermatige inlichtingen te verstrekken heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.
3. Overwegingen omtrent het geschil
3.1. Tussen partijen is komen vast te staan:
- dat belanghebbende voor het jaar 1998 een voorziening kan vormen met betrekking tot de bij de vennootschap onder firma V.O.F. C (hierna: de V.O.F.) in de sfeer van de loonbelasting en de premie volksverzekeringen toegepaste correctie ten belope van (5/24 van) ? 6.210 (correctie "afdrachtverschil");
- dat belanghebbende voor het jaar 2000 een voorziening kan vormen met betrekking tot de bij de V.O.F. in de sfeer van de loonbelasting en de premie volksverzekeringen toegepaste correcties ten belope van (vijftig percent van) ? 20.234, ? 48.083 en ? 68.977 (correcties "WID");
- dat de overige elementen van de navorderingsaanslag, behoudens de uitkomst van het in 3.2 weergegeven geschilpunt, niet worden bestreden;
- dat de boete zou kunnen worden verlaagd tot op vijf percent van de belasting, zo de navorderingsaanslag niet wordt vernietigd;
- dat aan belanghebbende voor de behandeling in beroep een proceskostenvergoeding toekomt conform het standaardpuntensysteem, waarbij ervan moet worden uitgegaan dat deze zaak samenhangt met de in 2.4 genoemde zaken BK-04/02221 tot en met BK-04/02225.
Het Hof sluit zich bij dat gemeenschappelijke standpunt aan, nu daarvoor steun is te vinden in de hier zich voordoende feiten en omstandigheden en daaraan overigens geen onjuiste rechtsopvatting ten grondslag ligt.
3.2. Tussen partijen is tevens komen vast te staan dat hen uitsluitend nog verdeeld houdt het antwoord op de vraag of belanghebbende voor de jaren 1998, 1999 en 2000 een voorziening kan vormen met betrekking tot de bij de V.O.F. in de sfeer van de loonbelasting en de premie volksverzekeringen toegepaste correcties ten belope van respectievelijk (vijftig percent van) ? 6.989, ? 84.552 en ? 25.362 (correcties "uren").
3.3. Bij de cijfermatige uitwerking in de nacorrespondentie gaan partijen, zo is het Hof gebleken, abusievelijk uit van bij de V.O.F. in de sfeer van de loonbelasting en de premie volksverzekeringen toegepaste correcties voor de jaren 1999 en 2000 ten belope van respectievelijk ƒ 105.961 (? 48.083) en ƒ 152.005 (? 68.977) in plaats van respectievelijk ƒ 186.327 (? 84.552) en ƒ 55.891 (? 25.362), waarmee de correcties "uren" in zoverre zijn verward met de correcties "WID".
3.4. Bij de uitspraak van het Hof van 29 juni 2006 in de zaak BK-04/02227 zijn - voor zover hier van belang - de in geding zijnde correcties in stand gebleven.
3.5. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende voor het jaar 2000 een voorziening kan vormen met betrekking tot de correctie ten belope van (vijftig percent van) ? 25.362. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de uitgave in kwestie, zijnde (een deel van de) over het jaar 2000 verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen, haar oorsprong vindt in feiten die zich in het jaar 2000 hebben voorgedaan en ook overigens aan dat jaar kan worden toegerekend. Bovendien kan redelijkerwijs niet anders worden gezegd dan dat in het jaar 2000 ter zake van die uitgave een redelijke mate van zekerheid bestond dat zij zich zal voordoen. De Inspecteur heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan daarover anders kan worden geoordeeld. Het gelijk op dat punt is aan belanghebbende.
3.6. Voor dat geval staat tussen partijen vast dat, met inachtneming van het overwogene in 3.1 en 3.3, de navorderingsaanslag en de boetebeschikking moeten worden vernietigd en een verlies voor het jaar 2000 moet worden vastgesteld ter grootte van ? 37.380 (? 43.948 -/- vijftig percent van [? 20.234 + ? 48.083 + ? 68.977] -/- vijftig percent van ? 25.362).
3.7. Het beroep van belanghebbende is gegrond, met dien verstande dat de uitspraak waarvan beroep moet worden vernietigd, dat de navorderingsaanslag en de boetebeschikking moeten worden vernietigd en dat een verliesbeschikking, groot ? 37.380, moet worden afgegeven.
Bijgevolg moet worden beslist als na te melden.
4. Proceskosten en griffierecht
4.1. Met inachtneming van het overwogene in 3.1 stelt het Hof op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht de totale kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken, vast op ? 2.173,50, te specificeren als volgt: kosten gemachtigde: 3 punten x ? 322 met wegingsfactor 1,5 (het gewicht van deze zaak acht het Hof "zwaar") en met wegingsfactor 1,5 (in verband met samenhang). Van die kosten wordt geacht een zesde deel, zijnde ? 362,25, betrekking te hebben op de onderhavige zaak.
4.2. Gelet op het bepaalde in artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht dient het door belanghebbende gestorte griffierecht ad ? 37 te worden vergoed.
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de navorderingsaanslag en de boetebeschikking;
- geeft een verliesbeschikking af waarbij het verlies wordt vastgesteld op ? 37.380;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op ? 362,25, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; en
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende te vergoeden het voor deze zaak gestorte griffierecht van ? 37.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. Sanders, Tromp en Beelen. De beslissing is op 29 juni 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Van der Zande) (Sanders)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
??
nummer BK-04/02226 blz. 4