ECLI:NL:GHSGR:2006:AY4978

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200043906
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.W.J. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na schending van procesorde

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 juli 2006, werd de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte aan de orde gesteld. De verdediging voerde aan dat de vervolging uitsluitend was gebaseerd op de waarneming van een verbalisant en diens echtgenote, en dat er een aanvullend proces-verbaal was opgemaakt in strijd met de opdracht van de officier van justitie. De officier had expliciet verzocht om het proces-verbaal op te laten stellen door een andere verbalisant dan degene die het oorspronkelijke proces-verbaal had opgemaakt. Dit verzoek was niet nageleefd, wat leidde tot twijfels over de waarheidsgetrouwe weergave van de feiten.

De verdediging stelde dat deze gang van zaken een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde betekende. De advocaat-generaal voerde daarentegen aan dat de aanwezigheid van de oorspronkelijke verbalisant bij het maken van de foto's gerechtvaardigd was en dat er geen reden was voor niet-ontvankelijkverklaring. Het hof oordeelde dat, hoewel het tenlastegelegde feit een overtreding was, de gevolgen van een ontzegging om motorrijtuigen te besturen voor de verdachte aanzienlijk konden zijn. Het hof benadrukte het belang van een goede procesorde, vooral in verkeerszaken waar vaak slechts één getuige is.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat de schending van de procesorde zo ernstig was dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het belang van de waarheidsvinding en de rechten van de verdediging vooropstonden. Deze uitspraak onderstreept de noodzaak van een zorgvuldige en objectieve behandeling van bewijs in strafzaken, vooral wanneer de betrouwbaarheid van de getuigenis in twijfel kan worden getrokken.

Uitspraak

Gerechtshof te 's-Gravenhage
Rolnummer: 22-000439-06
Parketnummer(s): 12-151650-03
TEGENSPRAAK
Uitspraak van de enkelvoudige strafkamer van 11 juli 2006 in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard op grond van, samengevat, het volgende:
De vervolging van de verdachte steunt uitsluitend op de waarneming van een verbalisant en diens echtgenote. Ter aanvulling van de feitelijke fundering van het relaas heeft de officier van justitie gevraagd om een aanvullend proces-verbaal. Daarbij is blijkens de kopie van de betreffende brief aan de politie Zeeland, district OSB van 10 mei 2005, waarvan ik u een kopie overhandig, uitdrukkelijk gevraagd om dit proces-verbaal te doen opstellen door een andere verbalisant dan degene die het oorspronkelijk proces-verbaal heeft opgemaakt. Deze was genaamd A.J. [verbalisant X].
Aan deze laatste clausule is niet voldaan. Blijkens de getuigenverklaring die de inspecteur van politie [verbalisant X] op 18 januari 2006 ter terechtzitting van de kantonrechter heeft afgelegd was hij erbij aanwezig toen de foto's gemaakt werden. Kennelijk wordt daarmee gedoeld op het maken van de foto's die de bijlage vormen van het op verzoek van de officier van justitie opgemaakte aanvullende proces-verbaal.
Voorts moet gewezen worden op de aanhef van dit nadere proces-verbaal, opgemaakt door de hoofdagent [Y] op 16 november 2005. Deze aanhef luidt voor zover hier van belang: "Op verzoek van collega A.J. [verbalisant X] heb ik een bepaalde route afgelegd en onderweg diverse foto's van de verkeerssituatie op deze route gemaakt". Het proces-verbaal maakt geen melding van de aanwezigheid van de eerder genoemde A.J. [verbalisant X]. Een en ander betekent dat niet is voldaan aan de uitdrukkelijke clausule bij de opdracht van de officier van justitie, en dat het niet daaraan voldoen vervolgens niet naar waarheid is vermeld. Het ergste echter is dat de opdracht van de officier van justitie het vervolg vormde op een door de verdediging geëntameerd debat over de juistheid van de waarnemingen van de oorspronkelijke verbalisant [verbalisant X] met het verzoek die waarnemingen voorzover mogelijk door een andere verbalisant te doen verifiëren. Door deze gang van zaken bestaat de indruk dat er [verbalisant X] veel aan was gelegen om mijn cliënt veroordeeld te krijgen en dat dat moest worden bevorderd ook al moesten daarvoor de waarheidsvinding en daarmee de belangen van de verdediging worden geschaad. Er is sprake van een ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde. Door deze gang van zaken werd de enige mogelijkheid van de verdediging om het op de waarnemingen van één verbalisant gebaseerde bewijsmateriaal te toetsen welbewust gefrustreerd. Een dergelijke handelwijze, waarbij doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte wordt tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn vervolging.
De advocaat-generaal heeft zich tegen niet-ontvankelijk- verklaring van het openbaar ministerie in zijn vervolging verzet, daartoe, samengevat, aanvoerende dat de aanwezigheid van de verbalisant [verbalisant X] bij het maken van de foto's weliswaar in strijd was met de opdracht van de officier van justitie, maar gerechtvaardigd was door de mogelijkheid om precies aan te wijzen welke wegvakken voor de zaak van belang waren. Voorts, dat als er al sprake zou zijn van een inbreuk op een goede procesorde die inbreuk zo klein is dat voor niet-ontvankelijkverklaring geen enkele reden bestaat. Tenslotte is van belang dat met de gegeven feitelijke onderbouwing van het oorspronkelijk proces-verbaal op geen enkele wijze tekort is gedaan aan het recht van de verdachte om de waarde van dat materiaal ter discussie te stellen, zodat noch aan het recht van de verdachte op een behoorlijke verdediging is tekort gedaan noch aan diens feitelijke mogelijkheden daartoe.
De advocaat-generaal wijst er op dat niet-ontvankelijkverklaring niet de enig mogelijke sanctie is als moet worden geoordeeld dat aan de elementen van het Zwolsmancriterium is voldaan.
Het hof is van oordeel dat het tenlastegelegde feit weliswaar een overtreding is, maar dat niettemin de gevolgen van een ontzegging om motorrijtuigen te besturen voor deze verdachte groot kunnen zijn. Dat brengt mee dat ook in deze zaak net als in andere zaken aan een goede procesorde een groot belang toekomt. Voor deze zaak is in dat kader vooral van belang dat het bewijs voor het tenlastegelegde uitsluitend steunt op de waarnemingen van één verbalisant, slechts in algemene termen ondersteund door diens echtgenote. De verdachte heeft op twee punten erkend verkeersregels te hebben overtreden, en de overige waarnemingen gemotiveerd betwist en ontkend.
Onder die omstandigheden heeft de officier van justitie op goede gronden, namelijk met het oog op een completer beeld van de verkeerssituatie waarin de door de verbalisant [verbalisant X] waargenomen overtredingen zouden hebben plaatsgevonden, gevraagd om een aanvullend proces-verbaal. In verband met het verweer van de verdachte en om een zo objectief mogelijk beeld te verkrijgen heeft de officier van justitie gevraagd om de oorspronkelijk verbalisant buiten dit nader onderzoek te houden. Het belang van een dergelijk nader onderzoek en het belang van een hoge mate van objectiviteit daarvan is juist in verkeerszaken groot. Het gaat daarbij immers veelal om hoge snelheden en om zeer snel wijzigende situaties terwijl die situaties vaak gecompliceerd zijn. In zeer veel gevallen is er maar één getuige, namelijk de verbalisant, en er is in die gevallen vrijwel nooit uit een andere bron dan de getuigenverklaring enige bevestiging van het door de verbalisant gerelateerde te verkrijgen. Dat brengt mee dat aan de betrouwbaarheid van de waarneming en de verbalisering daarvan door de betrokken politieman hoge eisen moeten worden gesteld. In het zeldzame geval dat uit enige omstandigheid blijkt dat in enig opzicht aan die betrouwbaarheid moet worden getwijfeld verliest het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar al snel zijn bijzondere bewijskracht. A fortiori, wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat in de wijze waarop bewijsmateriaal wordt verkregen is gehandeld in strijd met een behoorlijke procesorde is niet-ontvankelijkverklaring de enige passende sanctie. Met de niet kenbaar gemaakte deelname van de eerste verbalisant aan het nadere onderzoek is kennelijk doelbewust geprobeerd om het belang van de verdediging bij een objectief nader onderzoek te ondermijnen. De goede procesorde is in het geding doordat als resultante van het debat ter terechtzitting de officier van justitie aan de politie vraagt om nader onderzoek, welk nader onderzoek vervolgens in strijd met de waarheid als een aan alle gestelde voorwaarden voldoend stuk wordt gepresenteerd. Het beginsel dat de procesdeelnemers en de rechter moeten kunnen vertrouwen op de waarheidsgetrouwheid van een proces-verbaal is daarmee ernstig geschaad.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. H.W.J. de Groot, in bijzijn van griffier T. van Pelt.