Uitspraak : 14 juni 2006
Rekestnummer : 1375-M-05
Rekestnr. rechtbank : 04-2163
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Vlissingen,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.C. Grootveld,
[verweerder],
wonende te Goes,
verweer-der in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. H.J.A. Knijff.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Middelburg,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 18 november 2005 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 augustus 2005 van de kantonrechter in de rechtbank te Middelburg.
De vader heeft op 28 maart 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 7 december 2005 en 5 april 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 4 april 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 april 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. S. Köller, namens de vader zijn advocaat, mr. M. Kalle en de heer C.M.J. Vandenbooren namens de raad. De vader is, hoewel daartoe behoor0lijk opgeroepen, niet verschenen. De verschenen betrokkenen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te Middelburg.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de informatieplicht van de vader aan de moeder over de [in] 1999 uit de relatie tussen de ouders geboren [de minderjarige zoon], geboren [in] 1999, verder: [de minderjarige].
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vader de moeder om de drie maanden informeert en consulteert over aangelegenheden betreffende [de minderjarige], onder verstrekking van een recente foto, relevante schoolgegevens en medische gegevens op straffe van een aan haar, ten laste van de vader te verbeuren dwangsom van € 100,- per keer dat hij daartoe in gebreke blijft. De vader bestrijdt haar beroep.
3. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de vader dat de moeder niet kan worden ontvangen in haar appèl, omdat zij niet het gehele procesdossier heeft overgelegd. De moeder heeft de volgens de vader ontbrekende brief aan de rechtbank van 5 augustus 2005 bij brief van 4 april 2006 aan het hof overgelegd. Nog afgezien daarvan zou het niet overleggen van voornoemde brief naar het oordeel van het hof niet hebben geleid tot niet-ontvankelijkheid van het appèl, mede gelet op het feit dat de strekking van de brief van 5 augustus 2005 in de bestreden beschikking is omschreven.
4. De moeder heeft vier grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd. Kort samengevat stelt de moeder dat zij zich heeft kunnen vinden in het advies van de raad dat er bij [de minderjarige] momenteel geen ruimte is voor omgang met haar. Zij kan zich echter niet vinden in de beslissing van de rechtbank dat het eerste lid van artikel 1:377b BW buiten toepassing blijft. De moeder erkent dat het verleden van partijen niet fraai is, erkent haar aandeel daarin en heeft inmiddels aan zichzelf gewerkt door therapie te volgen. De moeder stelt dat de vader eveneens hulp dient te zoeken indien hij blijft volharden in zijn (ten onrechte door de rechtbank gevolgde) stelling dat het voorzien van informatie al tot zulke grote spanningen leidt, dat hij daardoor in zijn opvoedingsrelatie met [de minderjarige] wordt belemmerd en dat die spanning op [de minderjarige] doorwerkt. De moeder betreurt het dat de vader door haar - naar eigen zeggen - inmiddels ex-vriend is mishandeld, keurt die mishandeling ook af, doch stelt dat zij in haar relatie tot de vader niet mag worden afgerekend op handelingen van derden, zeker niet nu vast is komen te staan dat de moeder op geen enkele wijze bij de mishandeling betrokken is geweest. De moeder voert de onderhavige procedure niet om de strijd met de vader voort te zetten maar om te voorkomen dat zij voorgoed uit het leven van [de minderjarige] wordt gehouden. Bovendien stelt de moeder dat zij recht heeft op informatie over [de minderjarige] teneinde zijn ontwikkeling te kunnen volgen. De moeder meent dat via een informatieregeling toegewerkt kan worden naar een langzaam op te bouwen omgangsregeling in de toekomst. De moeder is bereid om, zonder tussenkomst van de vader, de door haar gewenste informatie rechtstreeks bij de bij [de minderjarige] betrokken instanties op te vragen.
5. De vader heeft de stellingen van de moeder gemotiveerd betwist. Zeer kort weergegeven komt het verweer van de vader er op neer dat de spanningen die hij heeft zo groot zijn dat hij geen enkele vorm van contact aan kan en derhalve ook niet kan instemmen met een informatieregeling.
6. In zijn op 24 juni 2005 uitgebrachte rapport adviseert de raad onder meer om een informatieplicht op te leggen, waarin de vader de moeder vier keer per jaar schriftelijk informeert over [de minderjarige] middels schoolinformatie en een foto. Aan dat advies ligt het volgende ten grondslag. [de minderjarige] had in 2005 reeds vier jaar geen contact meer met de moeder gehad en heeft een sterk negatief beeld van de moeder, hetgeen een informatieplicht wellicht kan verminderen. Het is voor te stellen dat [de minderjarige], nu hij niets van moeder hoort, denkt dat moeder niet aan hem denkt. De raad meent dat er geen redenen zijn om [de minderjarige] te onthouden van informatie over moeder en andersom. De moeder zal moeten laten blijven zien dat ze in staat is om zich aan afspraken te houden en zo meer betrouwbaar te zijn voor de vader en [de minderjarige]. Ze kan dit doen door zelf om de twee maanden een kaart naar [de minderjarige] te schrijven. De raad meent dat, ondanks de bezwaren van vader, het voor hem haalbaar moet zijn om de moeder vier keer per jaar schriftelijk te informeren over het welzijn van [de minderjarige] middels schoolinformatie en een foto van [de minderjarige].
Ter zitting van het hof heeft de raad medegedeeld dat de vader zo overgevoelig is dat hij stress in algemene zin niet aankan. De wijze waarop de vader daarmee omgaat, roept bij de raad vragen op en de raad heeft daarover zijn bezorgdheid uitgesproken. De raad heeft aangegeven niets in een nader onderzoek te zien naar aanleiding van de mishandeling van de vader, maar vindt dat thans van de vader niet gevraagd mag worden om informatie aan de moeder te verstrekken.
7. Het hof is van oordeel dat de moeder recht heeft op informatie over [de minderjarige]. Uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich verzet tegen het verschaffen van schriftelijke informatie, ook al beschouwt de vader dat als een emotionele belasting. In dat geval bestaat de mogelijkheid om informatie via de advocaat van de vader danwel via de bij [de minderjarige] betrokken instanties te verstrekken. Vast staat dat de moeder [de minderjarige] inmiddels gedurende circa vijf jaar niet heeft gezien en het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat de moeder zijn ontwikkeling kan volgen. In ieder geval is het in het belang van [de minderjarige] dat er een geringe vorm van contact blijft bestaan met de moeder, mede met het oog op een mogelijke omgangsregeling tussen hen in de toekomst. Het hof gaat voorbij aan de namens de vader ter zitting geponeerde stelling dat de vader zodanig gespannen is dat hij een informatieregeling niet aan kan. Het hof deelt de zorg van de raad dat de vader kennelijk niet in staat is om op een goede manier met zijn spanningen om te gaan, met als gevolg dat deze spanningen op [de minderjarige] doorwerken en er vraagtekens gesteld kunnen worden bij de vraag of het verblijf bij de vader wel de juiste plek voor [de minderjarige] is. Zulks klemt te meer nu vast is komen te staan dat [de minderjarige] vanwege gedragsproblemen op vrijwillige basis was opgenomen op de residentiële afdeling van Ithaka (kinder- en jeugdpsychiatrie), doch dat de vader die opname om onduidelijke redenen inmiddels heeft gestopt. Vast staat dat de relatie tussen partijen niet vlekkeloos is verlopen, doch niet gebleken, noch aannemelijk gemaakt, is dat de hevige stress die de vader heeft in het geheel is terug te voeren op de relatie met de moeder. Evenmin is gebleken, noch aannemelijk gemaakt dat de moeder een aandeel heeft gehad in de mishandeling van de vader. Het hof gaat er vanuit dat de vader, zoals door hem is gesteld, therapie zal gaan volgen om beter met zijn spanningen om te kunnen gaan. Naar het oordeel van het hof mag zulks ook, in het belang van alle betrokkenen, van hem verlangd worden. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat het eerste lid van artikel 1:377b BW buiten toepassing blijft. Het hof zal een informatieregeling vaststellen zoals door de raad in zijn rapport van 24 juni 2005 is geadviseerd, met dien verstande dat de vader de moeder tevens dient te voorzien van medische informatie en andere belangrijke aangelegenheden betreffende [de minderjarige]. Het hof gaat er vanuit dat de vader zijn medewerking aan die regeling zal verlenen, temeer nu de vader in het omgaan met een informatieverplichting kan worden gesteund door de door hem te volgen therapie. Vooralsnog ziet het hof geen reden tot het opleggen van een dwangsom. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, moet worden vernietigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt een informatieregeling vast, inhoudende dat de vader de moeder vier keer per jaar schriftelijk informeert over [de minderjarige] middels schoolinformatie en een foto, alsmede medische informatie en andere belangrijke aangelegenheden betreffende [de minderjarige];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Dusamos en Husson, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2006.