ECLI:NL:GHSGR:2006:AY7321

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-04/04299
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Savelbergh
  • N. Nederveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag onroerende zaakbelastingen voor verhuurde parkeerplaatsen in parkeergarage

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 augustus 2006 uitspraak gedaan over de aanslag in de onroerende zaakbelastingen (OZB) die aan de belanghebbende was opgelegd voor een parkeergarage in Rotterdam. De belanghebbende, eigenaar van de parkeergarage, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was opgelegd voor alle 332 parkeerplaatsen, waarvan er op de peildatum 1 januari 2004 53 niet verhuurd waren. De Inspecteur had de aanslag gehandhaafd, maar tijdens de mondelinge behandeling op 1 augustus 2006 kwam de Inspecteur tot de conclusie dat de aanslag alleen voor de niet verhuurde parkeerplaatsen kon worden opgelegd. Het Hof oordeelde dat de aanslag in de OZB wegens gebruik niet terecht was opgelegd voor de verhuurde parkeerplaatsen, aangezien de huurders als gebruikers moeten worden aangemerkt. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak en verlaagde de aanslag tot € 2.358,04. Tevens werd de gemeente Rotterdam gelast het griffierecht van € 273 aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de belanghebbende kan binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
achtste enkelvoudige belastingkamer
15 augustus 2006
nummer BK-04/04299
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [belanghebbende] te [vestigingsplaats] tegen de uitspraak van de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, op het bezwaarschrift van belanghebbende een aan haar opgelegde aanslag in de onroerende zaakbelastingen voor het jaar 2004.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het gerechtshof van 1 augustus 2006, gehouden te
Den Haag. Aldaar is verschenen namens belanghebbende [gemachtigde] en namens de Inspecteur [gemachtigde 1], tot bijstand vergezeld door [gemachtigde 2].
Beslissing
Het gerechtshof:
* verklaart het beroep gegrond,
* vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
* vermindert de aanslag tot een bedrag van € 2.358,04, en
* gelast de gemeente Rotterdam het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 273 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak aan de [a-straat] te Rotterdam. Het betreft een parkeergarage onder het appartementencomplex [naam complex] (hierna: de garage). Belanghebbende is tevens eigenaar van het appartementencomplex. Het appartementencomplex bestaat uit koop- en huurappartementen (hierna: de appartementen). De kopers en huurders van de appartementen kunnen een parkeerplaats in de garage huren, maar zijn daartoe niet verplicht.
2. De garage bevat 332 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen zijn per plaats omlijnd en genummerd. De garage is niet openbaar en de in- en uitgang werkt op sensoren die door de huurders van de parkeerplaatsen geactiveerd kunnen worden. Parkeerplaatsen die op een bepaald moment niet verhuurd zijn, mogen worden gebruikt door bezoekers van de kopers en huurders van de appartementen.
3. Op 1 januari 2004 waren 53 van de 332 parkeerplaatsen niet verhuurd.
4. Aan belanghebbende is voor alle 332 parkeerplaatsen een aanslag in de onroerende zaakbelastingen wegens gebruik opgelegd naar een bedrag van € 14.771,16 in totaal. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar is de aanslag gehandhaafd.
5. In geschil is of belanghebbende ten aanzien van de op de peildatum 1 januari 2004 verhuurde parkeerplaatsen terecht is aangeslagen in de onroerende zaakbelastingen wegens gebruik. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend; de Inspecteur bevestigend.
6. Belanghebbende motiveert haar standpunt - kort samengevat - als volgt. Afgezien van enige frictieleegstand op de peildatum 1 januari 2004 zijn de parkeerplaatsen aan de huurders of kopers van de appartementen via individuele huurovereenkomsten verhuurd. Ten aanzien van de verhuurde parkeerplaatsen is de huurder de gebruiker en niet belanghebbende. De aanslag in de onroerende zaakbelastingen wegens gebruik moet ten aanzien van de verhuurde parkeerplaatsen dan ook aan de huurder worden opgelegd. Er is sprake van rechtsongelijkheid binnen de gemeente. De gemeente stelt dat er sprake is van beleid, maar dit is onjuist beleid. De onderhavige aanslag dient te worden verminderd naar een voor alleen de op de peildatum onverhuurde parkeerplaatsen, dat wil zeggen tot een bedrag van 53/332 maal € 14.771,16. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden.
7. De Inspecteur heeft zich, rekening houdend met het arrest van de Hoge Raad van 16 september 1981, nr. 20 694,
BNB 1981/297*, naar aanleiding van de verklaring van de gemachtigde van belanghebbende ter zitting dat de parkeerplaatsen per plaats omlijnd en genummerd zijn en gelet op het feit dat verhuur van de parkeerplaatsen plaatsvindt via individuele huurcontracten, ter zitting alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende, inhoudende dat uitsluitend ten aanzien van de op de peildatum 1 januari 2004 niet verhuurde parkeerplaatsen aan belanghebbende een aanslag in de onroerende zaakbelastingen wegens gebruik kan worden opgelegd.
8. Het Hof sluit zich aan bij het alsdan eenstemmige oordeel van partijen. In dit oordeel ligt besloten dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat de aanslag, conform de conclusie van belanghebbende, moet worden verminderd tot op een bedrag van € 2.358,04. Het beroep is gegrond.
9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien gesteld noch gebleken is dat belanghebbende dergelijke kosten heeft moeten maken. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Savelbergh. De beslissing is op 15 augustus 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Nederveen)
(Savelbergh)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.