ECLI:NL:GHSGR:2006:AY7454
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. van Leuven
- M. Stille
- J. Dusamos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de erkenning van een minderjarige en de toepassing van de termijn van artikel 1:205 BW
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van de erkenning van een minderjarige, verzoekster, door haar vermeende biologische vader. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.C. Grootveld, stelde dat zij door een DNA-onderzoek had vastgesteld dat de heer J. haar biologische vader is. Ze voerde aan dat de biologische waarheid boven de formele waarheid dient te prevaleren en dat haar verzoek tot vernietiging van de erkenning niet te laat was ingediend, omdat zij pas op 20 oktober 2005 zekerheid had gekregen over haar biologische afstamming. Verzoekster betoogde dat de termijn van drie jaar, zoals vastgelegd in artikel 1:205 lid 4 BW, pas op deze datum was gaan lopen.
Het hof overwoog dat de wettelijke termijn van drie jaar strikt dient te worden nageleefd en dat er geen ruimte is voor afwijkingen. Het hof benadrukte dat de gevolgen van een vernietiging van de erkenning verstrekkend zijn en dat het aan de wetgever is om te bepalen wanneer inbreuken op de wet mogelijk zijn. Het hof concludeerde dat verzoekster haar verzoek te laat had ingediend, aangezien zij al geruime tijd voor haar meerderjarigheid op de hoogte was van het feit dat de man vermoedelijk niet haar biologische vader was. Het hof oordeelde dat de rechtszekerheid dient te prevaleren boven de biologische werkelijkheid en dat het verzoek van verzoekster om de erkenning te vernietigen niet kon worden ingewilligd.
De advocaat-generaal, mr. C.J.M.G. Strack, had geconcludeerd dat verzoekster haar verzoek te laat had ingediend en dat het vasthouden aan de termijn geen inbreuk opleverde op artikel 8 EVRM. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking van de rechtbank te Dordrecht, die eerder had geoordeeld dat het verzoek van verzoekster niet ontvankelijk was. De uitspraak van het hof benadrukt het belang van de wettelijke termijnen in zaken van erkenning en afstamming.