ECLI:NL:GHSGR:2006:AY7974

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200111006
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.P.A. Aler
  • C.M. le Clercq-Meijer
  • P.A. Offers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep door nalatigheid van de raadsman

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 juli 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam. De verdachte was op 13 januari 2006 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 weken, waarvan 10 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De raadsman van de verdachte had op 19 december 2005 verzocht om de processtukken en een last tot toevoeging, maar deze waren niet tijdig ontvangen. Op de dag van de zitting in eerste aanleg heeft de raadsman telefonisch contact opgenomen met de griffie van de rechtbank om aanhouding van de zaak te verzoeken. De griffiemedewerker adviseerde om dit verzoek per fax in te dienen. De raadsman heeft dit verzoek op 13 januari 2006, ongeveer tweeënhalf uur voor de zitting, per fax gedaan. Echter, de raadsman is niet ter zitting verschenen en heeft de verdachte medegedeeld dat hij niet hoefde te verschijnen. Hierdoor is de verdachte bij verstek veroordeeld.

Tijdens de terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de raadsman zich er niet van heeft vergewist of het aanhoudingsverzoek de politierechter had bereikt en of het was gehonoreerd. De stelling van de raadsman dat het in Rotterdam standaardpraktijk is dat een aanhoudingsverzoek altijd wordt toegewezen, doet hieraan niet af. Het hof oordeelt dat de nalatigheid van de raadsman ertoe heeft geleid dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht, maar concludeert dat de raadsman niet tijdig heeft gehandeld, wat resulteert in de beslissing om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001110-06
Parketnummer: 10-771176-05
Datum uitspraak: 24 juli 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van
13 januari 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
10 juli 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep is het navolgende gebleken.
De dagvaarding van de verdachte om op 13 januari 2006 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen is aan de verdachte in persoon uitgereikt op 21 november 2005.
Bij brief van 19 december 2005 heeft mr. [raadsman], advocaat te Rotterdam, zich als raadsman van de verdachte gesteld en verzocht hem de processtukken toe te zenden en hem een last tot toevoeging te geven.
Aangezien de verzochte processtukken niet aan hem waren toegezonden, heeft de raadsman op dag van de zitting in eerste aanleg telefonisch contact gezocht met de griffie van de rechtbank te Rotterdam, teneinde alsnog de stukken te verkrijgen en aanhouding van de zaak te verzoeken. De betreffende medewerker van de griffie heeft vervolgens geadviseerd om per telefax een dergelijk verzoek te doen. Bij bericht van 13 januari 2006 - ongeveer tweeëneenhalf uur voor het geplande aanvangstijdstip van de zaak - heeft de gestelde raadsman per fax een verzoek gedaan de zaak aan te houden.
Voorts heeft de raadsman de verdachte medegedeeld dat hij niet ter terechtzitting behoefde te verschijnen en is zelf evenmin ter zitting verschenen.
De verdachte is blijkens de aantekening van het mondelinge vonnis onder parketnummer 10-771176-05 van de politierechter van 13 januari 2006 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 weken, waarvan 10 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is door voornoemde raadsman op
20 februari 2006 hoger beroep ingesteld.
Naar mededeling ter terechtzitting van het hof van de plaatsvervanger van voornoemde raadsman heeft bedoelde griffiemedewerker niet toegezegd dat de behandeling van de zaak zou worden aangehouden. Daarom had de raadsman zich er tijdig van moeten vergewissen of het aanhoudingsverzoek de politierechter had bereikt en - zo ja - of het was gehonoreerd; dit heeft de raadsman evenwel nagelaten. De stelling van de ter terechtzitting in hoger beroep verschenen raadsman dat het in Rotterdam standaardpraktijk is dat een dergelijk aanhoudingsverzoek immer wordt toegewezen, doet aan het voorgaande niet af.
Deze nalatigheid van de raadsman heeft tot gevolg dat de verdachte – vanwege het (door de raadsman) te laat ingestelde rechtsmiddel - niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler,
mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. P.A. Offers, in bijzijn van de griffier mr. W.S. Korteling.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juli 2006.