ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ3116

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
238-D-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • T. Tanja-van den Broek
  • K. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van partneralimentatie op basis van samenleven als bedoeld in artikel 1:160 BW

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen een man en een vrouw. De man, verzoeker in hoger beroep, had in februari 2006 hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 23 november 2005, waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 355,- per maand. De vrouw, verweerster in hoger beroep, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2006 heeft de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.A. den Hollander, zijn standpunt toegelicht.

De man stelde dat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 1:160 BW, omdat de vrouw sinds 1 september 2005 samenleefde met een andere man. Hij voerde aan dat deze samenwoning zijn alimentatieverplichting deed vervallen. Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheidingsbeschikking op 16 maart 2006 was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof heeft de door de rechtbank vastgestelde feiten overgenomen, aangezien daar in hoger beroep geen grieven tegen waren ingediend.

Het hof heeft de stellingen van de man, ondersteund door diverse verklaringen en brieven, als aannemelijk beoordeeld. De vrouw heeft de stellingen van de man niet weersproken en geen tegenbewijs geleverd. Het hof concludeerde dat de vrouw samenleefde met een ander als waren zij gehuwd, waardoor de alimentatieplicht van de man met ingang van 16 maart 2006 verviel. De bestreden beschikking werd vernietigd en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie werd afgewezen. De beslissing werd genomen door de rechters M. Labohm, T. Tanja-van den Broek en K. Kamminga, met mr. Sijbesma als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 15 november 2006
Rekestnummer. : 238-D-06
Rekestnr. rechtbank : 59218 / FA RK 05-7503
[appellant],
wonende te Numansdorp,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. E. Grabandt,
tegen
[verweerster],
wonende te Numansdorp,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 22 februari 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 23 november 2005.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 29 september 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.A. den Hollander. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De man en zijn advocaat hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN DE VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Dordrecht. Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang en uitvoerbaar bij voorraad, de partneralimentatie met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, bepaald op € 355,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan:
De echtscheidingsbeschikking is op 16 maart 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt ten aanzien van de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat het zelfstandig verzoek van de vrouw in eerste aanleg wordt afgewezen.
Behoefte
3. In zijn eerste grief stelt de man zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een samenleven als bedoeld in artikel 1:160 BW. Uit de door de man overgelegde bescheiden kan, aldus de man, worden afgeleid dat er tussen de vrouw en de heer [naam] al gedurende geruime tijd een affectieve relatie bestaat. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw sinds 1 september 2005 met de heer [naam] een gemeenschappelijke huishouding voert. Er is volgens de man sprake van een samenleving als bedoeld in artikel 1:160 BW, waardoor zijn alimentatieverplichting dient komen te vervallen. Ter zitting in hoger beroep heeft de man ten slotte nog aangegeven dat hij heeft vernomen dat de vrouw en de heer [naam] op 10 augustus 2006 zijn gehuwd.
4. Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt het hof als volgt. Ter staving van zijn stelling omtrent de samenleving van de vrouw met de heer [naam] heeft de man diverse verklaringen en brieven overgelegd. Op basis van deze verklaringen en brieven en de door de man overgelegde rekeningoverzichten, acht het hof het voorshands aannemelijk dat de vrouw in ieder geval sinds 16 maart 2006 samenleeft met de heer [naam] als waren zij gehuwd, en dat deze samenleving nog immer voortduurt. De vrouw heeft de door de man in hoger beroep ingenomen stellingen en overgelegde stukken niet weersproken en ter zake geen tegenbewijs geleverd, noch aangeboden, zodat genoegzaam is komen vast te staan dat de vrouw is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd, in de zin van artikel 1:160 BW. De alimentatieplicht van de man is derhalve met ingang van 16 maart 2006 komen te vervallen. Het hof zal mitsdien de bestreden beschikking vernietigen en het zelfstandig verzoek van de vrouw alsnog afwijzen.
5. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeven de overige grieven geen verdere bespreking aangezien deze niet tot een ander oordeel zullen leiden.
6. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oor-deel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het zelfstandig verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Tanja-van den Broek en Kamminga, bijgestaan door mr. Sijbesma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2006.