ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ3543

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
853-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gerretsen-Visser
  • A. van Leuven
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ouders na scheiding met betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en hun minderjarige kind, geboren in 1998. De moeder stelt dat er geen sprake is van een family-life tussen de vader en het kind en dat de contacten onder toezicht van de Raad voor de Kinderbescherming moeten plaatsvinden. De vader daarentegen betwist de claims van de moeder en stelt dat de omgangsregeling in het belang van het kind is. Het hof heeft de zaak behandeld op 13 september 2006, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een standpunt ingenomen, waarbij zij benadrukt dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden en partijen de gelegenheid te geven om gebruik te maken van mediation naast de rechtspraak. De voorlopige omgangsregeling is vastgesteld, waarbij de vader het kind mag zien op een zondagmiddag om de twee weken. De moeder heeft ook een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingediend, maar dit verzoek is afgewezen. De zaak wordt opnieuw behandeld op 24 februari 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 27 september 2006
Rekestnummer. : 853-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 03-1190
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.H.M. Meijroos,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. J.J.M. Schlicher.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 23 juni 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 maart 2006.
Op 20 juli 2006 heeft de moeder een verzoek schorsing tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv. ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 20 juli 2006 en 8 september 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vader is bij het hof op 6 september 2006 op voorhand een pleitnota (met bijlagen) ingekomen.
Op 13 september 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur en de heer T. Isogai, tolk in de Japanse taal, de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.L.A. Verburgt, en namens de raad: mevrouw E.G. van der Honing. Partijen hebben het woord gevoerd, de procureur van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie. Ter zitting is van de zijde van de moeder, met goedvinden van de wederpartij, een aanvullend stuk in het geding gebracht.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikkingen van 4 juli 2003 en 24 september 2004 van de rechtbank te 's-Gravenhage.
Bij vonnis van 7 juli 2006 is door de voorzieningenrechter de moeder geboden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan de in de bestreden beschikking vastgestelde omgangsregeling. Voorts is er een dwangsom bepaald. De moeder is van dit vonnis in hoger beroep gegaan.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de omgang tussen de vader en [de minderjarige], geboren [in] 1998, verder: [de minderjarige] en de tenuitvoerlegging van de omgangsregeling zoals vastgesteld in de bestreden beschikking.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat:
- er geen sprake is van een family-life tussen de vader en [de minderjarige];
- de contacten tussen de vader en [de minderjarige] wel kunnen plaatsvinden, maar opnieuw onder toezicht van de raad, dat deze contacten beperkt zullen blijven tot een zondag per dertig dagen van 12.00 uur tot 19.00 uur, dat deze contacten zullen moeten blijven plaatsvinden in de regio Den Haag en omstreken en waarbij de vader een behoorlijk onderkomen zal moeten verzorgen voor de ontvangst van [de minderjarige], dat deze regeling zal gelden tot dat [de minderjarige] de leeftijd van twaalf jaar bereikt zal hebben, waarna eventueel een andere invulling van de omgangsregeling bekeken zal kunnen worden;
- dat [de minderjarige] in geen geval naar [het buitenland] mag worden meegenomen door de vader zonder uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van de moeder;
- de kosten van de omgangsregeling voor rekening van de vader zullen blijven, nu hij deze kosten op fiscale wijze kan verrekenen;
- de eventuele contacten tussen [de minderjarige] en familie van de vader aanvankelijk voor een langere periode zullen moeten plaatsvinden, onder begeleiding en onder toezicht van de raad, mede gelet op de aangegeven omstandigheden van het onderhavige geval;
- de omgangsregeling niet uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
Tevens verzoekt de moeder in een apart verzoekschrift de tenuitvoerlegging te schorsen, althans de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring van de bestreden beschikking, zulks in afwachting van de uitkomst van het ingestelde hoger beroep, zulks gelet op de gronden als in dit verzoekschrift aangevoerd.
3. De vader bestrijdt haar beroep, alsmede haar verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging.
Omgang
4. De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] heeft vastgesteld zoals in de onderhavige beschikking verwoord. Zij voert daartoe - kort samengevat - het volgende aan. De zwaarwegende belangen van [de minderjarige] worden door een dergelijke omgangsregeling geschaad. [de minderjarige] heeft immers zelf aangegeven niet met de vader naar [het buitenland] te willen. Zij kent de vader nauwelijks. Voorts heeft zij op vrijdagmiddag balletles, bezoekt op zaterdag de Japanse school en op zondag gaat zij naar de kerk. Deze bezigheden zouden in het gedrang komen indien zij in het weekend naar [het buitenland] zou moeten afreizen. Bovendien betekent het dat zij op zondag met het openbaar vervoer zou moeten reizen, hetgeen er weer toe leidt dat zij laat in bed zal liggen. Ook de belangen van de moeder worden geschaad en daarmee indirect de belangen van [de minderjarige]. De omgangsregeling zoals door de rechtbank bepaald zadelt de moeder op met reistijd en reiskosten. Bovendien levert het voor de moeder en haar gezin spanningen op. De moeder wijst er voorts nog op dat het rapport van het omgangshuis slechts ziet op de beperkte proefcontacten tussen de vader en [de minderjarige], dat geen sprake is van family-life tussen de vader en [de minderjarige] en dat eventuele contacten onder leiding van de raad zouden moeten plaatsvinden.
5. De vader stelt zich - kort samengevat - op de volgende standpunten. De vader betwijfelt of [de minderjarige] niet met hem mee naar [het buitenland] zou willen. De vader heeft daar tijdens de omgang die tot begin juli 2006 plaatsvond in ieder geval niets van gemerkt. Voorts wijst de vader erop dat het feit dat [de minderjarige] de vader niet goed kent, geheel aan de moeder te wijten is. Zij heeft immers alles in het werk gesteld om de omgang te belemmeren. De vader betwist niet dat [de minderjarige] deel uitmaakt van het gezin van de moeder, maar wijst er wel op dat een gevuld weekprogramma geen afbreuk mag doen aan de mogelijkheid omgang te doen plaatsvinden tussen hem en [de minderjarige]. De vader betwist dat de raad en het omgangshuis slechts onderzoek hebben gedaan naar de omgang op zondagmiddag. Zij hebben onderzoek gedaan naar de vraag of omgang tussen hem en [de minderjarige] in het belang van [de minderjarige] is en die vraag is positief beantwoord. De vader wijst erop dat veel kinderen in het kader van een omgangsregeling een kleine of grote afstand moeten overbruggen en dat dit niet negatief hoeft te zijn. Hij is van mening dat de moeder haar eigen belang laat prevaleren boven dat van [de minderjarige].
6. De raad stelt dat het contact tussen de vader en [de minderjarige] ondersteund zou moeten worden door de moeder. De basis daarvoor is volgens de raad wel aanwezig, maar deze moet worden uitgebouwd. Hierbij is het van belang dat de communicatie tussen de ouders verbeterd wordt.
7. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de moeder dat geen sprake is van family-life tussen de vader en [de minderjarige], nu de vader, gelet op het feit dat hij [de minderjarige] heeft erkend, juridisch ouder is.
8. Voorts overweegt het hof het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat er tussen de ouders sprake is van een ernstig verstoorde verhouding, welke met name lijkt voort te komen uit de wijze waarop partijen uit elkaar zijn gegaan. Gelet op het belang van een goede communicatie tussen de ouders bij de uitvoering van een omgangsregeling, komt het het hof geraden voor dat partijen zich samen onder deskundige begeleiding inzetten voor een verbetering van de onderlinge verstandhouding. Partijen hebben ter terechtzitting ook verklaard dat zij bereid zijn om te werken aan contactherstel en dat het in het belang van [de minderjarige] is dat omgang tussen haar en de vader plaatsvindt. Het hof zal daarom, alvorens definitief op de verzoeken te beslissen, de zaak aanhouden om de ouders de gelegenheid te geven om gebruik te maken van de zogenaamde "mediation naast rechtspraak", opdat zij samen aan de slag gaan met de vraag hoe zij zich het beste kunnen opstellen in na te noemen omgangsregeling, alsmede om de wijze waarop zij uiteen zijn gegaan te verwerken. Partijen en hun advocaten zullen over de mediation binnen een week na deze beschikking nader door de griffier van het hof worden geïnformeerd. Partijen dienen het hof via hun procureurs schriftelijk vóór 23 februari 2007 in te lichten omtrent de stand van zaken.
9. Het hof acht het van belang dat tijdens de mediation fase op de volgende wijze omgang zal plaatsvinden: een zondagmiddag per twee weken op de wijze zoals deze thans ook plaatsvindt, te weten in [woonplaats]. Vervolgens zal de moeder het laatste weekend van november 2006 met [de minderjarige] een bezoek brengen aan de vader in [het buitenland], waarna de omgang van een zondagmiddag per twee weken weer zal plaatsvinden in [woonplaats]. In de maanden januari en februari 2007 zal omgang een weekend per maand plaatsvinden in [het buitenland] van zaterdag na de Japanse les van [de minderjarige] tot zondag 18.00 uur. Partijen dienen het halen en brengen van [de minderjarige] hierbij in onderling overleg te verdelen. Het hof merkt op dat voor partijen de mogelijkheid bestaat om in onderling overleg van voormelde regeling af te wijken.
Verzoek schorsing tenuitvoerlegging
10. De moeder stelt - kort samengevat - dat onverwijlde tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking onaanvaardbaar is. Zij voert hiertoe primair aan dat de bestreden beschikking berust op juridische en feitelijke misslagen. Subsidiair voert zij aan dat een noodtoestand dreigt te ontstaan in die zin, dat de belangen van [de minderjarige] worden geschaad. De vader heeft een en ander gemotiveerd betwist.
11. Het hof overweegt het volgende. Nu het hof een (voorlopige) beslissing heeft genomen omtrent de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige], heeft de moeder inmiddels geen belang meer bij haar verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Het verzoek van de moeder hieromtrent zal dan ook worden afgewezen.
12. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die de omgang betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige], inhoudende dat de vader [de minderjarige] bij zich mag hebben:
- een zondagmiddag per twee weken op de wijze zoals deze thans ook plaatsvindt, te weten in [woonplaats], waarbij de moeder het laatste weekend van november met [de minderjarige] een bezoek zal brengen aan de vader in [het buitenland];
- in de maanden januari en februari 2007 een weekend per maand in [het buitenland] van zaterdag na de Japanse les van [de minderjarige] tot zondag 18.00 uur, waarbij partijen het halen en brengen van [de minderjarige] in onderling overleg verdelen;
verstaat dat partijen de mogelijkheid hebben om in onderling overleg van voormelde regeling af te wijken.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de voorlopige omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling aan tot de zitting van 24 februari 2007 pro forma, ter fine als hiervoor onder 8 is vermeld;
wijst af het verzoek van de moeder tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Gerretsen-Visser, Van Leuven en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Janssen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2006.