Uitspraak: 3 november 2006
Rolnummer: 04/1685
Zaaknummer rechtbank: 452014/03
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
L.M. ERKELENS BEHEER B.V.,
voorheen CLEAN=CLEAN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Clean=Clean,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
1. STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK, voorheen: STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE METAAL EN TECHNISCHE BEDRIJFSTAKKEN,
gevestigd te Den Haag, kantoorhoudend te Rijswijk,
2. STICHTING VERVROEGD UITTREDEN METAAL EN TECHNIEK, voorheen:
STICHTING VERVROEGD UITTREDEN UIT DE METAAL EN TECHNISCHE BERDIJFSTAKKEN,
gevestigd te Den Haag, kantoorhoudend te Rijswijk,
3. STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS MOTORVOERTUIGENBEDRIJF EN TWEEWIELERBEDRIJF,
gevestigd te Rijswijk, kantoorhoudend te Rijswijk,
4. STICHTING FONDS VOOR HET MOTORVOERTUIGEN EN HET TWEEWIELERBEDRIJF,
gevestigd Bunnik, kantoorhoudend te Rijswijk,
5. N.V. SCHADEVERZEKERING METAAL EN TECHNISCHE BEDRIJFSTAKKEN,
gevestigd te Rijswijk, kantoorhoudend te Rijswijk,
geïntimeerden in het principaal appel, appellanten in het incidenteel appel,
hierna tezamen te noemen: de Fondsen,
procureur: mr. M.C. Udink.
Bij exploot van 1 juli 2004 is Clean=Clean in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 13 januari 2004 en 6 april 2004 gewezen door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, tussen Clean=Clean als gedaagde en de Fondsen als eisende partijen. Bij memorie van grieven heeft Clean=Clean zes grieven aangevoerd, waarvan één tegen het tussenvonnis van 29 juli 2003, drie tegen het tussenvonnis van 13 januari 2004 en twee tegen het eindvonnis van 6 april 2004, die door de Fondsen bij memorie van antwoord tevens incidentele memorie van grieven (met producties) zijn bestreden. Daarbij hebben de Fondsen in incidenteel appel vijf grieven tegen het vonnis van 13 januari 2004 aangevoerd, die door Clean=Clean bij memorie van antwoord in incidenteel appel (met productie) zijn bestreden. Ter zitting van dit hof van 29 september 2006 hebben partijen hun standpunten doen bepleiten, Clean=Clean door mr. J.J.M. van Mierlo, advocaat te Breda en de Fondsen door mr. M.J.H. Halsema, advocaat te Rotterdam, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities.
Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
In het principaal en het incidenteel appel
1. Geen grief is gericht tegen de door de rechtbank in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 29 juli 2003 onder 2.1 en 2.2 vermelde vaststaande feiten, zodat het hof ook van deze feiten zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1. Clean=Clean is een schoonmaakbedrijf voor auto’s. Zij poetst nieuwe auto’s, afkomstig van de importeur, zodanig dat deze schoon, glimmend en mooi in de showroom kunnen worden geplaatst. Voorts reconditioneert Clean=Clean gebruikte auto’s waardoor deze auto’s er weer aantrekkelijk uitzien voor de verkoop of verder gebruik. Ongeveer 70% van de werkzaamheden in het bedrijf van Clean=Clean bestaat uit het met de hand poetsen, dat wil zeggen het met een doek met was of ander materiaal opwrijven van de auto’s.
2.2. Op 19 maart 1996 heeft de kantonrechter te Rotterdam tussen Clean=Clean en geïntimeerde sub 2 een vonnis gewezen, waarbij is geoordeeld dat Clean=Clean niet valt onder de werkingssfeer van de CAO-Vervroegd uittreden metaal (hierna: SVUM). Dat vonnis is onherroepelijk geworden.
2.3. De Fondsen hebben in eerste aanleg gevorderd bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat Clean=Clean met ingang van 1 januari 1998, althans een nader te bepalen datum als werkgever valt onder de werkingssfeer van
a. de Beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 december 1969, nummer 44821, laatstelijk gewijzigd bij Beschikking van 31 maart 1994, nummer SZ/SV/P1384 en
b. de Collectieve Arbeidsovereenkomst Vervroegd Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstakken, de Collectieve Arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, de Collectieve Arbeidsovereenkomst Bijdrage Fonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf en de Collectieve Arbeidsovereenkomst Aanvullend Invaliditeitspensioen Metaal en Technische Bedrijfstakken gedurende de perioden van algemeen verbindend verklaring van deze Collectieve Arbeidsovereenkomsten.
2. Clean=Clean ertoe te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis gegevens uit haar personeelsbestand, onder meer bestaande uit een complete lijst van bij haar in dienst geweest zijnde, c.q. zijnde werknemers vanaf 1 januari 1998, althans een nader vast te stellen datum, met bijbehorende namen, Sofi-nummers, functies, datum in- en uitdiensttreding, adresgegevens, geboortedata en jaarsalarissen, aan de Fondsen - door ter handstelling aan hun administratiekantoor Mn Services- te overhandigen met de bepaling dat Clean=Clean bij gebreke van dien een dwangsom van EUR 5.000 aan de Fondsen verbeurt voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke zal zijn;
3. Clean=Clean te veroordelen in proceskosten.
2.4. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 13 januari 2004 (abusievelijk gedateerd 13 januari 2003), de vordering van geïntimeerde sub 1 toewijsbaar geoordeeld, ten aanzien van de andere geïntimeerden overwogen dat Clean=Clean valt onder de desbetreffende bedrijfstakregelingen voor de periodes dat deze algemeen verbindend waren en nadere informatie gevraagd over de periodes van algemeen verbindend verklaring.
2.5. Bij eindvonnis van 6 april 2004 heeft de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van:
-geïntimeerde sub 1 toegewezen vanaf 1 januari 1998,
-ten aanzien geïntimeerde sub 2 voor de perioden 25 december 1997 tot en met 31 december 2001 en met ingang van 20 februari 2002,
-ten aanzien van geïntimeerde sub 3 van 26 februari 1996 tot en met 31 december 1999 en met ingang van 2 december 2000,
-ten aanzien geïntimeerde sub 4 van 2 september 1995 tot en met 31 december 1998 en van 9 april 1999 tot en met 31 december 2003 en met ingang van 18 januari 2004,
-ten aanzien van geïntimeerde sub 5 met ingang van 9 april 1999,
en voorts Clean=Clean veroordeeld binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de gegevens van haar personeelsbestand te verstrekken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,= voor iedere dag dat Clean=Clean daarmee in gebreke zal zijn en Clean=Clean veroordeeld in de proceskosten.
3.1. De eerste grief in het principaal appel richt zich tegen de overweging in het tussenvonnis van 29 juli 2003 dat waar het de vordering van geïntimeerde sub 2 betreft geen sprake is van een ne bis in idem-situatie. In de toelichting beaamt Clean=Clean dat de periode waarover de kantonrechter in 1996 had te oordelen een andere was dan waarover deze zaak gaat, doch dat betekent niet, dat het vonnis van 19 maart 1996 niet op een aantal punten gezag van gewijsde heeft.
Clean=Clean wijst er op dat de kantonrechter in dat vonnis heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van Clean=Clean voor 65-70% bestaan uit het poetsen van nieuwe auto’s zonder dat daar water aan te pas komt en dat die werkzaamheden niet zijn te kwalificeren als werkzaamheden ter zake van onderhoud of als wassen, aangezien onder wassen naar algemeen spraakgebruik met water wassen wordt verstaan en dat het reconditioneren evenmin onder het begrip onderhoud valt. Dit oordeel heeft tussen Clean=Clean en geïntimeerde sub 2 gezag van gewijsde. Dat Clean=Clean na 1996 een wasstraat in gebruik heeft genomen is niet een zodanig ingrijpende wijziging van de werkzaamheden dat Clean=Clean daardoor thans wel onder de werkingssfeer van de cao zou vallen. Aldus Clean=Clean.
3.2. Geïntimeerde sub 2 heeft daartegen aangevoerd dat het vonnis van 19 maart 1996 ziet op een andere periode van bedrijfsvoering dan thans aan de orde is. Thans beschikt Clean=Clean over twee wasstraten en verrichten de werknemers van Clean=Clean veel meer werkzaamheden dan het door de kantonrechter als eenmalige handeling benoemde poetsen, die wel degelijk vallen te kwalificeren als werkzaamheden welke onder de CAO vallen. Voorts is de bewijskracht van het vonnis gering omdat de bewijslevering in die procedure mager is geweest. Er zijn geen getuigen gehoord. Voorts wordt de onderhavige procedure ook door andere eiseressen gevoerd. Aldus geïntimeerde sub 2.
3.3. Het hof overweegt als volgt. Het tussen Clean=Clean en geïntimeerde sub 2 gewezen vonnis van 19 maart 1996 houdt in dat de werkzaamheden die Clean=Clean toen, in 1993, in hoofdzaak verrichtte niet kunnen worden aangemerkt als werkzaamheden bedoeld in de SVUM. Die beslissing heeft tussen deze partijen gezag van gewijsde. De omschrijving van de werkzaamheden in die CAO is sindsdien - onweersproken- niet gewijzigd. Hetgeen door geïntimeerde sub 2 is aangevoerd ten betoge dat de werkzaamheden van Clean=Clean thans zodanig zijn gewijzigd dat daar thans anders over moet worden geoordeeld acht het hof onvoldoende. Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruik van de wasstraten slechts een zeer klein deel van de werkzaamheden uitmaakt. Het overgrote deel van de werkzaamheden die in het bedrijf van Clean=Clean worden uitgevoerd bestaat nog steeds uit het wrijven en behandelen van diverse delen van auto’s, nieuwe en gebruikte en zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant met diverse materialen, vloeistoffen, niet zijnde water, zodat niet valt in te zien dat door de wijziging van de werkzaamheden het gezag van gewijsde thans niet meer zou bestaan. Dat in de eerdere procedure geen getuigen zijn gehoord doet aan het gezag van gewijsde niet af, evenmin als het feit dat in deze procedure ook andere partijen als eiser optreden.
De conclusie is dat krachtens het gezag van gewijsde van het vonnis van 19 maart 1996 Clean=Clean niet valt onder de werkingssfeer van de SVUM en dat de grief slaagt. De vorderingen van geïntimeerde sub 2 zullen worden afgewezen.
4.1. De grieven 2, 3 en 4 in het principaal appel klagen erover dat de rechtbank heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van Clean=Clean van dien aard zijn dat zij vallen onder de werkingssfeer van de bedrijfstakregelingen van de Fondsen.
Clean=Clean voert aan dat zij de auto’s slechts schoonmaakt hetgeen niet kan worden gekwalificeerd als onderhoud of herstel en evenmin als voor verkoop gereed maken. Onder dat laatste dient te worden verstaan het rijklaar maken, dat door de dealer wordt gedaan. Voorts dient onder wassen niet het met was poetsen te worden verstaan, doch slechts reinigen met water. Aldus Clean=Clean.
4.2. Grief 1 in het incidenteel appel en klaagt erover dat de rechtbank de werkzaamheden niet als onderhoud heeft aangemerkt.
4.3. Deze grieven lenen voor gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op diverse vestigingsplaatsen van Clean=Clean blijkt dat in hoofdzaak de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd.
a. bij gebruikte auto’s:
1. het interieur, waaronder de bekleding wordt gereinigd;
2. het exterieur wordt in de was gezet;
3. de banden worden in een bepaalde stof gezet;
4. bij beschadigingen wordt de lak machinaal gepolijst met een polijstpad waarbij gebruik wordt gemaakt van Restore New R1;
5. de binnenkant van de motorkap wordt schoongespoten eerst met een
insectenverwijderaar en daarna met de hogedrukspuit;
6. de motor wordt geconserveerd door middel van “plastificeren” met een spuitbus; de stof werkt vuilafstotend;
b. bij nieuwe auto’s:
1. het aanwezige verpakkingsmateriaal wordt verwijderd;
2. de banden worden ingesmeerd;
3. de zwarte (kunststof) onderdelen worden gepoetst;
4. de aanwezige beschermlaag wordt in de wasstraat verwijderd of de aanwezige folie wordt verwijderd;
5. de auto’s worden in de was gezet/gepoetst.
4.4. De hiervoor sub 2.3 onder a genoemde ministeriële beschikking is van toepassing op ondernemingen
“in welke ongeacht de economische functie, uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de hierna onder 1 t/m 19 genoemde werkzaamheden worden uitgeoefend.
1…..
a Het…….onderhouden… van metaal, alles in de ruimste zin van het woord, zoals…automobielen…
…..
12 a Het …onderhouden ….. van …carrosserieën of delen daarvan
…. b Het aanbrengen en/of herstellen…van stofferingen … aan c.q. in motorvoertuigen…….
c. Het aanbrengen van beschermende lagen op onder a bedoelde objecten….
13. a. het verrichten van …onderhoudswerkzaamheden… aan automobielen……dan wel het stallen, het voor verkoop gereed maken of het wassen van automobielen….”.
Die beschikking bepaalt voorts:
“ Een onderneming wordt geacht “in hoofdzaak” één of meer van de hierboven genoemde werkzaamheden uit te oefenen, wanneer het aantal werknemers dat bij de bedoelde werkzaamheden is betrokken, groter is dan het aantal werknemers dat werkzaamheden verricht op het gebied van enige andere bedrijfstak.”
4.5. Het hof is van oordeel dat het in de was zetten van zowel nieuwe als gebruikte auto’s onderhoudswerkzaamheden van de carrosserie dan wel de auto betreft, in de zin van voormelde beschikking. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het aanbrengen van een waslaag de lak van de carrosserie wordt beschermd tegen de inwerking van vuil, zoals vogelpoep, die de lak kan beschadigen en zo kan leiden tot roestvorming van de carrosserie. Het is dus een werkzaamheid die de auto behoedt voor verval en die niet alleen tot doel heeft de auto meer te laten glimmen. Ook het reinigen van het interieur is een werkzaamheid die als onderhoud kan worden aangemerkt. Wanneer vuil, zoals zand, niet wordt verwijderd kan dat leiden tot slijtage dan wel beschadiging van de bekleding.
4.6. Voorts is het hof van oordeel dat de werkzaamheden die in het bedrijf van Clean=Clean worden verricht moeten worden aangemerkt als het voor verkoop gereed maken.
Niet valt in te zien waarom uitsluitend het (technisch) rijklaar maken daaronder zou vallen. Een nieuwe auto die weliswaar kan rijden maar nog is voorzien van een beschermende laag of folie is niet voor de verkoop gereed. Een gebruikte auto, bestemd voor de verkoop, die er vuil uitziet zal minder snel verkocht worden dan wel minder opbrengen. De schoonmaakwerkzaamheden die Clean=Clean verricht aan nieuwe en gebruikte auto’s in opdracht van autohandelaren moeten dan ook worden gezien als een onderdeel van het voor de verkoop gereed maken van die auto’s.
4.7. De CAO Aanvullend Invaliditeitspensioen Metaal en Technische Bedrijfstakken (relevant voor geïntimeerde sub 5) bepaalt in artikel 1E dat deze van toepassing is op
“….de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de hiervoor omschreven takken van bedrijf, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf…..”
Onder de Metaal en Technische Bedrijfstakken valt het carrosseriebedrijf, het metaalbewerkingsbedrijf en het motorvoertuigen en tweewielerbedrijf.
De CAO bepaalt daarover:
“ 1. het carrosseriebedrijf, waaronder wordt verstaan:
a. het….onderhouden …..van carrosserieën of delen daarvan door,
b. ….
c. het aanbrengen van beschermende lagen op onder a bedoelde objecten door onder meer spuiten, schilderen, lakken…
6. het metaalbewerkingsbedrijf, waaronder wordt verstaan:
het be- en/of verwerken van metaal, waaronder onder meer wordt verstaan:
a. het……onderhouden van metaal of van netalen voorwerpen,…alles in de ruimste zin van het woord, zoals…automobielen….
12. het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf, waaronder wordt verstaan:
a. het ……onderhouden……van motorvoertuigen
b. ….
c. het stallen en/of wassen van motorvoertuigen…”
4.8. De CAO Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (relevant voor geïntimeerde sub 3) bepaalt in artikel 6 lid 2 dat “onder werkgever in de metaalnijverheid” wordt verstaan:
“de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals genoemd in lid 1, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf ….”
artikel 6 lid 4 van die CAO bepaalt:
“ Deze overeenkomst geldt voor werkgevers in de bedrijfstak en werknemers in de tak van het motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf waaronder wordt verstaan:
a. het……onderhouden…..van één of meer onderdelen of van delen daarvan van motorvoertuigen…..
b. ….
c. het stallen en/of wassen van motorvoertuigen…”
4.9. De CAO Bijdrage Fonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (relevant voor geïntimeerde sub 4) omschrijft het motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf als volgt:
“……
a. het ……..onderhouden…..van motorvoertuigen
b. ………..
c. het stallen en/of wassen van motorvoertuigen……”
Die CAO omschrijft de werkgever in het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf als volgt:
“ de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals genoemd in de hiervoren omschreven tak van bedrijf, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf …..”
4.10 Het hof overweegt als volgt. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor sub 4.5 reeds is overwogen is het hof van oordeel dat de poets- en schoonmaakwerkzaamheden die bij Clean=Clean worden verricht als onderhoudswerkzaamheden moeten worden aangemerkt. Voorts is het hof van oordeel dat de uitleg van de term wassen die Clean=Clean voorstaat te beperkt is. Het hof is van oordeel dat daaronder ook het in de was zetten moet worden begrepen. Uit de hiervoor geciteerde tekst van de CAO’s kan niet worden afgeleid dat de term wassen zo beperkt moet worden uitgelegd als Clean=Clean voorstaat, temeer niet, nu ook het stallen van auto’s, een “activiteit” waarbij in het geheel niets met auto zelf gebeurt, ook als een relevante werkzaamheid wordt aangemerkt. Het moge zo zijn dat veel mensen bij de term wassen eerst denken aan wassen met water en zeep, maar de betekenis van “in de was zetten” die ook in Van Dale genoemd wordt is eveneens zodanig bekend, dat niet aangenomen kan worden dat die activiteit niet onder de term wassen zou zijn begrepen.
4.11. De conclusie uit het vorenstaande is, dat de grieven 2, 3 en 4 in het principaal appel falen en dat grief 1 in het incidenteel appel slaagt.
De overige grieven in het incidentele appel behoeven na het vorenstaande geen behandeling meer. Dat betekent dat Clean=Clean onder de werkingssfeer van de hiervoor sub 4.4 genoemde ministeriële beschikking valt, alsmede onder de werkingssfeer van de hiervoor sub 4.7, 4.8, en 4.9 genoemde CAO’s.
5.1. Grief 5 in het principaal appel richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat door Clean=Clean onvoldoende is gesteld om te kunnen oordelen dat er sprake is van een situatie die het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maakt om de algemeen verbindende regels van de CAO buiten toepassing te laten. Clean=Clean voert aan dat zij na het vonnis van de kantonrechter van 19 maart 1996 er op mocht vertrouwen dat zij niet viel onder de werkingssfeer van één van de CAO’s waar de Fondsen zich op beroepen. Na 1996 werd Clean=Clean gedurende vele jaren door geen van de Fondsen aangeschreven met het verzoek om gegevens te verschaffen en/of premie te betalen, zodat Clean=Clean er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de Fondsen deze kwestie verder lieten rusten. Daarmee is Clean=Clean de mogelijkheid ontnomen om een deel van de premies in te houden op de door haar aan haar werknemers te betalen salarissen. Gezien de verwevenheid en intensieve samenwerking tussen de Fondsen mocht Clean=Clean er in de richting van elk van hen er op vertrouwen dat zij niet onder de werkingssfeer van enige CAO viel.
5.2. De Fondsen voeren daartegen aan, dat Clean=Clean er gezien haar gewijzigde bedrijfsactiviteiten niet op mocht vertrouwen dat zij niet onder de regelingen viel en dat zij sedert de in 1996 gevoerde gerechtelijke procedure precies weet wat de deelnemingscriteria zijn. Voorts wijzen de Fondsen er op dat hun administratiekantoor blijkens het overgelegde werkingssfeerrapport van 2001 Clean=Clean er op heeft gewezen dat zij onder de regelingen valt. Voorts hebben de Fondsen bij gelegenheid van het pleidooi gesteld dat er na het vonnis van 1996 en voordat de dagvaarding in de onderhavige zaak werd uitgebracht contact tussen partijen is geweest.
5.3. Het hof overweegt als volgt. Nu geïntimeerde sub 2 geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 1996 mocht Clean=Clean daar uit opmaken dat geïntimeerde sub 2 zich neerlegde bij de in dat vonnis gegeven beslissing. De Fondsen werken nauw samen: zij hebben één uitvoeringsorgaan, Mn Services. Aan de procedure die tot het vonnis van 1996 heeft geleid is correspondentie voorafgegaan, gevoerd door Mn Services namens de Fondsen over de werkinggsfeer (zie de producties 3a en 3b bij de inleidende dagvaarding). Op grond hiervan moet worden aangenomen dat de andere geïntimeerden met dat vonnis en het feit dat geïntimeerde sub 2 geen hoger beroep had ingesteld bekend waren. Uit het uitblijven van enig signaal van geïntimeerde sub 1, 3, 4 en 5 dat zij een andere mening waren toegedaan omtrent de vraag of Clean=Clean onder hun bedrijfstakregelingen viel, mocht Clean=Clean naar het oordeel van het hof opmaken dat geïntimeerde sub 1, 3, 4 en 5 zich op hetzelfde standpunt als geïntimeerde sub 2 stelden. Uit het door de Fondsen bedoelde werkingssfeerrapport blijkt slechts, dat op 8 mei 2001 het bedrijf van Clean=Clean is bezocht en dat volgens de rapporteur in dat bedrijf sprake was van reconditionering van auto’s. Dat Clean=Clean met dat rapport bekend was, is gesteld noch gebleken. De stelling van de Fondsen dat er na het vonnis van 1996 nog contacten zijn geweest met Clean=Clean is in het geheel niet feitelijk onderbouwd. Het hof zal dan ook aan het door de Fondsen gedane bewijsaanbod voorbijgaan. Tot aan het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg mocht Clean=Clean er derhalve van uitgaan dat de Fondsen zich hadden neergelegd bij het vonnis van 1996. Mede gelet op de onmogelijkheid voor Clean=Clean thans nog premies in te houden op de door haar te betalen salarissen, is het hof van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar is de vorderingen van de Fondsen toe te wijzen voor een periode gelegen vóór de datum van de dagvaarding in eerste aanleg. Grief 5 in het principaal appel slaagt. Gelet op hetgeen sub 3.3 is overwogen, is dit alleen relevant voor geïntimeerden sub 1 en 3 t/m 5.
6.1. Grief 6 in het principaal appel richt zich tegen de perioden waarvoor de rechtbank de verklaring voor recht heeft toegewezen, voor zover die gelegen zijn vóór 1 januari 1998. Clean=Clean wijst er op, dat de Fondsen hun eis niet hebben vermeerderd en de rechtbank door de vordering ook toe te wijzen voor een periode gelegen voor 1 januari 1998 meer heeft toegewezen dan was gevorderd.
6.2. De grief slaagt. De Fondsen hebben de verklaring voor recht gevorderd vanaf 1 januari 1998, althans een nader te bepalen datum. Het woord althans geeft aan dat het om een subsidiaire, dus mindere vordering gaat. Daaronder kan niet worden verstaan een eerdere datum. Een en ander laat onverlet hetgeen sub 5.3 is overwogen.
7. De conclusie is, dat de vonnissen van de rechtbank van 29 juli 2003, 13 januari 2004 en 6 april 2004 niet in stand kunnen blijven. De vorderingen van geintimeerde sub 2 zullen worden afgewezen, met veroordeling van geïntimeerde sub 2 in de kosten van beide instanties, door het hof bepaald op nihil.
De vorderingen van de andere fondsen zullen worden toegewezen in die zin, dat de verplichting tot het verstrekken van gegevens alsmede de financiële verplichtingen voor Clean=Celan eerst gelden vanaf de dag van de dagvaarding in eerste aanleg. Bij deze uitspraak past een compensatie van de proceskosten.
Nu in het dictum van voormelde tussenvonnissen geen te executeren beslissingen zijn opgenomen, zal omtrent deze vonnissen niets in het dictum van dit arrest worden vermeld.
Beslissing
vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 april 2004 gewezen tussen partijen en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat Clean=Clean voor wat betreft haar verplichtingen als werkgever jegens respectievelijk geïntimeerden sub 1, 3, 4 en 5 valt onder de werkingssfeer van:
- de Beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 december 1969,nummer 44821, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 november 1999, nummer 9944049, Staatscourant 1999, nummer 226, pagina 14 met ingang van 31 januari 2003;
- de algemeen verbindend verklaarde Collectieve Arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf van met ingang van 31 januari 2003 tot en met 31 december 2004;
- de algemeen verbindend verklaarde Collectieve Arbeidsovereenkomst Bijdrage Fonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf van 30 januari 2003 tot en met 31 december 2003 en van 18 januari 2004 tot en met 31 december 2008;
- de algemeen verbindend verklaarde Collectieve Arbeidsovereenkomst Aanvullend Invaliditeitspensioen Metaal en Technische Bedrijfstakken van 31 januari 2003 tot en met 31 december 2008;
veroordeelt Clean=Clean om binnen 7 dagen na betekening van dit arrest gegevens uit haar personeelsbestand, onder meer bestaande uit een complete lijst van bij haar in dienst geweest zijnde, c.q. zijnde werknemers over de hiervoor vermelde perioden met bijbehorende namen, Sofi-nummers, functies, datum in- en uitdiensttreding, adresgegevens, geboortedata en jaarsalarissen, aan geïntimeerden sub 1, 3, 4 en 5 door ter handstelling aan administratiekantoor Mn Services- te overhandigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,= aan geintimeerden sub 1, 3,4 en 5 voor iedere dag dat Clean=Clean daarmee in gebreke zal zijn;
wijst af de vorderingen van geintimeerde sub 2;
veroordeelt geïntimeerde sub 2 in de proceskosten in beide instanties, aan de zijde van de Clean=Clean bepaald nihil;
compenseert de proceskosten in beide instanties voor het overige, in die zin dat elke partij haar eigen proceskosten draagt;
verklaart vorenstaande veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. In ’t Velt-Meijer, M.H. van Coeverden en T.L.Tan en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2006 in aanwezigheid van de griffier.