ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ4363

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002138-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.L.C.C. de Bruijn-Lückers
  • M.J. Bax-Luhrman
  • H.W.J. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugssmokkelzaak door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.

Het hof heeft het procesdossier bestudeerd en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van overtredingen van de Opiumwet. Hoewel het hof de betrokkenheid van de verdachte bij de goederentransporten tussen betrokkenen aannemelijk achtte, ontbrak het aan concreet bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van verborgen verdovende middelen. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat er sprake was van drugssmokkel.

De uitspraak van het hof was dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kon blijven, en de verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de hem tenlastegelegde feiten had begaan. Dit arrest is gewezen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002138-06
Parketnummer: 10-000331-04
Datum uitspraak: 7 november 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 2 mei 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 2 mei 2006 en 24 oktober 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering ter terechtzitting
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Alhoewel het hof betrokkenheid van de verdachte bij de goederentransporten tussen - kortweg - [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] op grond van het procesdossier aannemelijk acht, bevat het procesdossier naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijsmateriaal om te komen tot een bewezenverklaring van - minstgenomen voorwaardelijk - opzet van de verdachte op het medeplegen van overtreding van de Opiumwet als ten laste gelegd, dan wel medeplichtigheid daaraan.
Meer in het bijzonder is het hof - anders dan de advocaat-generaal - op grond van het voorhanden bewijsmateriaal van oordeel dat, bij gebrek aan enig bewijsmateriaal dat duidt op concrete wetenschap bij de verdachte van de aanwezigheid van verborgen verdovende middelen, niet kan worden bewezen dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er sprake was van drugssmokkel, nu het procesdossier - dat betrekking heeft op een tijdsspanne van niet meer dan circa 48 uur - slechts in zeer beperkte mate zicht biedt op de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde transporten.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. M.J. Bax-Luhrman en mr. H.W.J. de Groot, in bijzijn van de griffier mr. M. van Kuilenburg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 november 2006.
Mr. De Groot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.