ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ4495

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/196
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.A. Schuering
  • M.H. van Coeverden
  • V. Disselkoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens malversaties in rittenregistratie door werknemer met langdurig dienstverband

In deze zaak gaat het om het ontslag op staande voet van [Werknemer] door [Werkgever] op 6 januari 2004, na beschuldigingen van malversaties in haar rittenregistratie. [Werknemer], die sinds 1981 in dienst was en de functie van Senior Manager Tax Compliance vervulde, werd beschuldigd van het indienen van onjuiste rittenstaten over de jaren 2001, 2002 en 2003. Het ontslag volgde na een onderzoek door [X]B.V., dat onregelmatigheden in de rittenstaten had vastgesteld. [Werkgever] stelde dat [Werknemer] door haar handelen het vertrouwen van de belastingdienst in de organisatie had geschaad en dat dit niet getolereerd kon worden, gezien haar voorbeeldfunctie als senior belastingadviseur.

In eerste aanleg verklaarde de rechtbank het ontslag op staande voet nietig en veroordeelde [Werkgever] tot betaling van diverse bedragen aan [Werknemer]. [Werkgever] ging in hoger beroep, waarbij vier grieven werden ingediend. Het hof oordeelde dat er onvoldoende grond was voor het ontslag op staande voet, gezien de lange dienstverband van [Werknemer] en haar positieve beoordelingen. Het hof concludeerde dat [Werkgever] niet voldoende had aangetoond dat [Werknemer] zich had bevoordeeld en dat de malversaties niet ernstig genoeg waren voor ontslag op staande voet.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de toegewezen netto loonbestanddelen en de wettelijke verhogingen, maar bevestigde de overige beslissingen. [Werkgever] werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij ontslagprocedures en de noodzaak voor werkgevers om voldoende bewijs te leveren voor ontslag op staande voet.

Uitspraak

Uitspraak: 10 november 2006
Rolnummer: 05/196
Zaaknummer rechtbank: 549670 CV EXPL 04-15984
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[Werkgever],
gevestigd te X,
appellante,
hierna te noemen: [Werkgever],
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
[Werknemer],
wonende te Y,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [Werknemer],
procureur: mr. E. Lolcama.
Het verloop van het geding
Bij exploot van 3 januari 2005 is [Werkgever] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 19 november 2004 van de rechtbank [...], sector kanton, locatie [...], gewezen tussen partijen.
Bij memorie van grieven heeft [Werkgever] vier grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door [Werknemer] bij memorie van antwoord zijn bestreden.
Partijen hebben hun standpunten op 15 september 2006 mondeling doen toelich-ten, [Werkgever] onder overlegging van pleitnotities door mr. H.M.J. Bogaard, advocaat te Amsterdam, en [Werknemer] door haar procureur,
Tot slot hebben partijen - [Werkgever] onder overlegging van haar procesdossier, [Werknemer] op het pleidooidossier - arrest gevraagd.
De beoordeling
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder het kopje "De vaststaande feiten" van het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden.
2. Het gaat, kort gezegd, om het volgende.
2.1. [Werknemer], geboren op […] 1963, is per […] 1981 in loondienst getreden van [Werkgever].
2.2. Laat-ste-lijk vervulde [Werknemer] de functie van "Senior Manager Tax Com-pli-an-ce". Zij werkte parttime. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 3.768,57 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten, waaronder een zgn. norm[...]-bedrag van € 749,10 per maand.
2.3. Het norm[...]bedrag is in beginsel een bruto bedrag. Echter, voor zover puur zakelijke kilometers - met de auto of openbaar vervoer - worden verant-woordt kan, uitgaande van een bedrag van € 0,28 per kilometer, een daar-mee corres-pon-derend gedeelte van het norm[...]bedrag netto worden uitge-keerd. Betaling vindt dan plaats via vaste maandelijkse bevoorschotting waarbij wordt uitgegaan van een vooraf ingediende inschatting van het in het betreffende ka-lenderjaar te realiseren aantal zakelijke kilometers. Aan het eind van het kalen-derjaar vindt een eindafrekening plaats.
De betreffende reisfaciliteitenregeling bevat onder meer de vol-gende passages:
"In de vervoersregeling wordt onder puur zakelijke kilometers verstaan: kilometers van kantoor naar clïent, tenzij de afstand woonplaats-cliënt korter is. In het laatste geval is de km-afstand woonplaats-cliënt bepalend."
"De Werknemer voert een volledig gespecificeerde rittenstaat met gebruikmaking van bij-gaand excel-bestand, waarin alle zakelijke kilometers worden verantwoord. De originele rittenstaat dient maandelijks, na akkoord van de leidinggevende bij de regio-HR-afdeling te worden ingeleverd. Bij niet of niet tijdig aanleveren wordt de bevoorschotting stopge-zet."
2.4. Op 6 januari 2004 is [Werknemer] op staande voet ontslagen. De tekst van de ontslagbrief van 7 januari 2004 luidt als volgt:
"Hierdoor bevestigen wij u dat wij u tijdens ons gesprek van gisterenmiddag ontslag op staande voet hebben gegeven.
De reden daartoe ligt in het feit dat u over de jaren 2001, 2002 en 2003 stelselmatig mal-ver-saties in uw rittenstaten hebt gepleegd.
Zoals wij u op 3 december 2003 schriftelijk hebben medegedeeld, zou een onderzoek wor--den verricht naar de juistheid van de door u zowel ingediende als voor akkoord ondertekende rittenstaten. Dit onderzoek is uitgevoerd door [X]B.V.
Uit dit onderzoek is gebleken dat de door u opgemaakte rittenstaten niet correct waren. De heren […] en […] van [X]B.V. hebben u giste-ren naar aanleiding van hun bevindingen in de gelegenheid gesteld uw reactie te geven op de door hen aangetroffen onregelmatigheden. Voor de inhoud van dit gesprek vol-staan wij met een verwijzing naar het door [X]B.V. op-ge-maak-te en door u ondertekende verslag, waarvan u reeds een afschrift heeft ontvangen.
u heeft erkend dat u onzorgvuldig bent geweest. Naar onze mening heeft u de aangetrof-fen onregelmatigheden noch afdoende kunnen verklaren noch kunnen weerleggen.
Van een senior belastingadviseur wordt verwacht dat deze een voorbeeldfunctie vervult in onze organisatie, waarbij deze geen handelingen pleegt die onrechtmatig zijn. Laat staan het benadelen van de belastingdienst ten eigen voordele.
U had behoren te weten en begrijpen dat uw handelwijze zeker gelet op uw specifieke positie van senior belastingadviseur door ons absoluut niet kan worden getolereerd. Tijdens voornoemd gesprek heeft u erkend dat [Werkgever] door uw handelwijze schade kan ondervinden, waarbij bovendien het vertrouwen in onze orga-nisatie bij de belastingdienst wordt geschaad.
Aldus hebben wij u - na door [X]B.V. te zijn geïnformeerd over de uitkomst van het gesprek - medegedeeld dat [Werkgever] de in door u ge-pleeg-de malversaties aanleiding vindt uw arbeidsovereenkomst op grond van een drin-gen-de reden met onmiddellijke ingang, zijnde 6 januari 2004, te beëindigen.
(…)"
2.5. Gedurende haar dienstverband werd [Werknemer] positief beoordeeld. Zij werkte meer dan het overeengekomen aantal uren.
2.6. Voorafgaande aan het ontslag op staande voet heeft zicht het volgende voorgedaan.
a. 21 november 2003: e-mail van de heer [Y], de directe chef, aan [Werknemer]:
"(…)
inderdaad had ik jouw rittenlijsten nog liggen, in een verkeerd dossier gestopt, maar nog wel een aantal vragen/opmerkingen:
1. een opmerkelijk aantal kilometers
2. kilometers op dagen waarop jij normaliter niet werkt
3. kilometers op zaterdag
4. reizen waarvan niet uit de agenda blijkt
5. in het laatste formulier staat bij bijna alle kilometers dat ze niet bij de cliënt declarabel zijn. waarom niet?
kortom, laten wij even overleggen."
b. 25 november 2003: gesprek tussen [Y] en [Werknemer] over de rittenadministratie.
c. 27 november 2003: twee e-mails van [Werknemer] aan de salarisadministratie:
om 08.35 uur:
"tot nu toe krijg ik maandelijks 150 euro van mijn norm[...]bedrag onbelast bij mijn salaris.
ik wil je vragen dit in december te corrigeren bij mijn salaris naar alles belast, derhalve 12 x 150 euro belast heel 2003.
vanaf 1-1-2004 wil ik eveneens geen onbelast deel meer van mijn norm[...]vergoeding dus de 150 euro kan ook voor 2004 komen te vervallen.
(…)"
om 15.44 uur:
"Je verzoekt mij de rittenstaten 2002 te laten tekenen.
de leidinggevende van 2002 was […], die is weg en kan dus niet meer tekenen.
als ik de ritten 2002 nu weer aan iemand anders moet uitleggen voor een handtekening moet ik alle ritten weer specificeren en uitleggen en dat zal aan de hand van mijn agenda 2002 moeten en die heb ik geloof ik niet meer, althans ik kan het hier niet vinden en dan zou ik niet meer weten waar die is.
Als jullie het niet zo kunnen laten voor wat het is, wat 2002 betreft, dan belasten jullie de norm[...]uitbetaling 2002 ook maar helemaal. Dan wel graag in december 2003 dan weet ik in januari 2004 weer waar ik aan toe ben."
d. 3 december 2003: brief [Werkgever] ([Y]) aan [Werknemer]:
"Onlangs is gebleken dat u gefraudeerd heeft in de administratie van uw rittenstaten. U heeft hiermee ons vertrouwen in u als persoon en in uw hoedanigheid van belastingadvi-seur ernstig geschaad.
Momenteel zijn wij aan het onderzoeken in hoeverre uw administratie nog meer onvolko-men-heden bevat. Lopende het onderzoek schorten wij het treffen van passende maat-regelen - waaronder een mogelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst - tot nader order op."
e. 4 december 2003: e-mail van [Werknemer] aan de salarisadministratie:
"ik heb […] al eerder verzocht om mijn norm[...]vergoeding voor 2003 op nul zakelijke kilometers te zetten. Ik zie af van een onbelaste vergoeding voor 2003.
Wil je daarom mijn norm[...]vergoeding 2003 ad euro 150 x 12 is 1800 euro belasten in december 2003?
tevens geldt dit voor 2002: wil je de hele nettovergoeding aan mij over 2002 ook belasten in december 2003 op mijn salarisstrook december 2003
vanaf 2004 heb ik geen onbelaste vergoeding meer."
f. 12 december 2003: brief van [Werkgever] ([Y]) aan [Werknemer]:
Na een passage voor een salarisverhoging van 1,63%:
"Wij vertrouwen ook in het komende jaar weer op uw inzet."
Deze brief is door [Y] tijdens het eindejaarsgesprek overhandigd aan [Werknemer]. Gedurende dit gesprek is niet gerept voer de kwestie van de vermeende fraude met de rittenstaten.
g. 6 januari 2004:
gesprek van 10.00 tot 15.15 uur tussen twee onderzoekers van [X]B.V., een dochterondernemiong van [Werkgever] (hierna: [X B.V.]) en [Werknemer], waarbij de resultaten van het onderzoek met haar worden be-spro-ken en haar verklaring dienaangaande wordt opgeno-men en door [Werknemer] ondertekend.
Enkele passages uit haar verklaring:
"(…)
Ik was nogal laks met het opmaken van de rittenregistratie, ik maakte het meestal per kwartaal op. Over 2001 zelfs na ruim een jaar.
Ik heb volgens mij in oktober 2003 voor het laatst een rittenregistratie opgemaakt.
Ik denk dat ik dingen niet goed heb gedaan, maar dat komt omdat ik ritten over lange periodes op de rittenstaat moest vermelden.
(…)
U vraagt mij of ik fraude heb gepleegd.
ik vind zelf van niet. Wel vind ik dat ik onzorgvuldig ben geweest.
ik zal best wel ritten vermeld hebben die niet kloppen. Dat komt omdat ik dan met tegenzin het formulier heb ingevuld en ritten niet meer juist kon reconstrueren.
ik heb nooit de bedoeling gehad om geldelijk voordeel te krijgen.
Ik realiseer me dat als ik een rittenstaat over een heel jaar invul ik weet dat er onjuisthe-den in de rittenstaten kunnen staan.
(…)
Als u stelt dat er door mij ritten zijn weggeschreven die niet gemaakt zijn dan kan ik zeggen dat dit wel kan kloppen.
Daarentegen wil ik wel graag vermelden dat ik tot en met 2000 zakelijke ritten heb ge-maakt die nooit vergoed zijn omdat [Werkgever] toen nog niet wilde meewerken aan een onbelaste kilometervergoeding.
(…)"
2.7. Bij beschikking van de kantonrechter te [...] van 22 maart 2004 is de arbeidsovereenkomst op verzoek van [Werkgever] per 1 april 2004 voorwaardelijk ont-bon--den vanwege gewijzigde omstandigheden, met toekenning van een vergoe-ding van € 192.000,= aan [Werknemer]. Het verzoek is door [Werkgever] niet ingetrok-ken.
2.8. In eerste aanleg vorderde [Werknemer], zakelijk samengevat, verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet nietig is, doorbetaling van loon c.a., wette-lijke verhoging, vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten alsmede pro-ces-kosten.
2.9. De rechtbank heeft het ontslag op staande voet van 6 januari 2004 nietig verklaard, en [Werkgever] veroordeeld om aan [Werknemer] te betalen € 15.478,57 aan bruto loonbestanddelen, € 4.533,20 aan netto loonbestanddelen, € 10.000,= aan wettelijke verhogingen, een en ander met wettelijke rente en proceskosten. De overige vorderingen zijn afgewezen.
3. Blijkens de memorie van grieven is het hoger beroep gericht tegen het vonnis voor zover daarin het ontslag op staande voet nietig is verklaard en [Werkgever] tot beta-ling van de daarin vermelde bedragen is veroordeeld. De met de grieven en de toelichting daarop aan de orde gestelde vragen zullen hierna aan de orde komen.
4. De grieven 1 en 2 met toelichting hebben betrekking op de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet. Het hof overweegt als volgt.
5. Ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep is van de zijde van [Werkgever] des--gevraagd bevestigd dat [Werkgever] - voor zover dat door haar is gesteld - intrekt het ver-wijt dat [Werknemer] de paraaf van haar (voormalige) leidinggevende ([…], vennoot) op de door haar ingediende rittenstaten zou hebben nagemaakt. [Werknemer] heeft volgens [Werkgever] haar eigen paraaf, die als zodanig bij [Werkgever] be-kend was, gezet op de plaats waar haar leidinggevende had moeten parafe-ren. Dit laatste komt overeen met het standpunt van [Werknemer] ter zake, zodat dit (thans) tussen partijen vast staat.
6. Ten aanzien van hetgeen [Werkgever] (overigens) in de ontslagbrief (zie hierboven sub 2.4) als de dringen-de reden voor ontslag op staande voet heeft vermeld overweegt het hof het volgende.
6.1. [Werknemer] heeft erkend dat zij de door haar verantwoorde zakelijke ritten niet dage-lijks of maandelijks bijhield doch achteraf heeft proberen te reconstru-eren. Zij is daarbij bij-zon-der slordig te werk gegaan. Vast staat dat [Werknemer] in een bepaald niet te verwaar-lo-zen aantal gevallen niet een rit heeft gemaakt op de door haar op de rittenstaat aangegeven datum.
6.2. Als bij de belastingdienst bekend zou worden dat [Werkgever] op basis van een - on-weerspro-ken daartoe door [Werknemer] aangeleverde - niet kloppende ritten-administratie betalingen zonder inhouding van loonbelasting heeft gedaan, zou [Werkgever] schade kunnen oplopen in haar relatie met de be-las-tingdienst. Voor een or-ganisatie als [Werkgever] is een goe-de naam bij de belas-tingdienst van groot belang.
6.3. [Werkgever] maakt [Werknemer] - die een senior positie bekleedt met de daarbij be-ho-rende voorbeeldfunctie en die niet heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen zij geacht wordt (namens [Werkgever]) aan cliënten te adviseren - dan ook terecht een ernstig verwijt ter zake van de door haar ingediende niet kloppende rittenstaten.
6.4. Er moet van worden uitgegaan dat [Werknemer] bij het indienen van de on-juiste ritten-sta-ten zichzelf - per saldo - niet heeft bevoordeeld. Daarbij is het vol-gende van be-lang.
-Voorop wordt gesteld dat de regeling ter zake van het norm[...]bedrag mee-brengt dat er bru-to in totaal door [Werkgever] nooit meer wordt uitgekeerd dan het toe-pas-selijke norm[...]-be-drag. Immers, bij de netto en bruto bedragen is sprake van communicerende vaten. De be-voor-deling kan dan ook – onweersproken - uitsluitend zijn gelegen in het genoten fiscaal voordeel ter zake van de verant-woorde zakelijke kilometers, zijnde het bedrag aan loonbe-las-ting dat ten onrech-te niet op het netto – ter zake van de verantwoorde kilometers – uitge-keerde be-drag is ingehouden.
- De stelplicht ter zake van de bevoordeling rust op [Werkgever], die als Werkgever is overgegaan tot het geven van ontslag op staande voet.
- Bij een groot aantal van de door [X B.V.] genoemde voorbeelden worden door [X B.V.] vèrstrekkende conclusies getrokken uit een vergelijking van de in de ad-ministratie teruggevonden afspraken, het aantal geschreven uren en de ge-schatte met het opgegeven aantal kilometers gemoeide reistijd.
-[Werknemer] was voorafgaand aan het gesprek met [X B.V.] op 6 januari 2003 niet ingelicht omtrent de inschakeling van [X B.V.]. Zij heeft na het ontslag op staande voet van het rapport van [X B.V.] en de daarbij gevoegde bijlagen ken-nisgenomen en vervolgens elk van de betreffende voorbeelden van com-mentaar voorzien.
- De stelling van [Werkgever] dat dit commentaar niet spoort met de aanwezigheidsadmi-ni-stra-tie (er wordt gewerkt met toegangspasjes bij binnenkomen en verlaten van het kantoorpand), kan [Werkgever] niet baten. Immers, [Werknemer] heeft aangevoerd dat (ook) zij dit pasje niet al-tijd volgens de regel bij zich droeg en dat het regel-ma-tig voorkwam dat de medewerkers van de receptie dan de deur voor haar open--den. Dit laatste is door [Werkgever] weliswaar weer-spro-ken, doch zonder enige on-der-bouwing of concretisering van enig voorbeeld daarbij, zodat het hof aan die be-twisting voorbij gaat.
- Na [Werknemer]s commentaar, dat door het hof als een gemotiveerde be-twis-ting door [Werknemer] wordt aangemerkt, heeft [Werkgever] – hoewel dat wel op haar weg had gelegen – onvoldoende gesteld om te oordelen dat sprake is van per saldo meer verant-woorde kilometers dan feitelijk zijn gemaakt. Aan bewijsle-ve-ring komt het hof derhalve niet toe.
-Het hof houdt het er daarom voor dat van bevoordeling in voormel-de zin geen sprake is geweest.
6.5. Toen [Y] in het gesprek van 25 november 2004 aan [Werknemer] ken-baar maak-te dat hij (terecht) stond op een kloppende rittenstaat, heeft [Werknemer] op 27 november 2003 de salarisadministratie per e-mail verzocht om over 2003 alsnog geen netto vergoeding uit te betalen en de bij wijze van bevoor-schot-ting netto uitbetaalde maandbedragen in de-cem--ber 2003 alsnog te belas-ten, alsmede om in 2004 evenmin een netto vergoeding te beta-len (zie hierboven sub 2.6 onder c). Op 4 december 2003 zond [Werknemer] een e-mail met een ver--gelijkbaar verzoek over 2002 (zie hierboven sub 2.6 onder e). [Werknemer] gaf er in zoverre blijk van het haar gemaakte verwijt alsnog serieus te nemen en de mogelijke schade aan de zijde van [Werkgever] ten opzichte van de belastingdienst te willen minimaliseren.
6.6. [Y] is eerst in de loop van 2003 [Werknemer]s leidinggevende gewor-den. Zijn voor-ganger in die rol, […], heeft onweersproken geen bezwaar ge-maakt tegen het van tijd tot tijd over een (veel) langere periode dan de in de reis-faciliteitenregeling voorziene periode van één maand inleveren van de ritten-sta-ten en het achterwege laten van een in die regeling voorgeschreven door hem te plaatsen paraaf (zie hierboven sub 2.3). [Werkgever] heeft de betreffende bedragen desondanks uitbetaald. Deze gang van zaken heeft het belang dat [Werkgever] stelt te hechten aan strikte toepassing van de betreffende regeling als zodanig jegens [Werknemer] niet onderstreept.
6.7. [Werkgever] heeft zich er nog op beroepen dat [Werknemer] tijdens het gesprek van 27 november 2003 de ernst van het haar verweten onjuiste handelwijze heeft ge-bagatelliseerd en daardoor het vertrouwen in haar nog verder heeft beschaamd dan reeds door de onjuiste rittenadministratie het geval was. Het hof acht op zich niet onaan-ne-melijk dat haar reactie - zoals zij heeft gesteld - mede was in-ge-ge-ven door de onweer-spro-ken daarbij door [Y] gehanteerde term "fraude" waaraan zij zich bij gebreke van het oogmerk van bevoordeling niet schul-dig acht--te. Dat neemt niet weg dat van haar had mogen worden verwacht dat zij er blijk van had gegeven de ernst van het verwijt en het risico dat [Werkgever] daardoor ten opzichte van de belastingdienst liep, (alsnog) te onderken-nen, hetgeen zij heeft nagelaten.
6.8. [Werknemer] had ten tijde van het ontslag op staande voet een dienstver-band van ruim 22 jaar en was een hard werkende en gewaardeerde medewerk-ster met hart voor de zaak en de cliënten, zoals onweersproken blijkt uit het grote aantal lovende brieven van cliënten als van (onder meer) [Y] en de steeds positieve beoordelingen.
6.9. Naar het oordeel van het hof leidt het bovenstaande - in onderlinge samen-hang bezien - tot het oordeel dat er onvoldoende grond is voor het gegeven ont-slag op staande voet. Het ant-woord op de vraag of het ontslag onverwijld is ge-geven, is dus niet meer van belang. De grieven 1 en 2 falen.
7. Grief 4 is blijkens de toelichting gericht tegen de volgende toegewezen netto loonbestanddelen, begrepen in het toegewezen bedrag van € 4.533,20 netto:
a. de vaste onkostenvergoeding (€ 204,21);
b. de bij de eindafrekening ingehouden loonbelasting over de norm[...]vergoeding (€ 2.124,75);
c. de Werknemerspremie ziektekostenverzekering (€ 506,66).
Het hof overweegt als volgt.
7.1. In aansluiting op hetgeen ter gelegenheid van het pleidooi is besproken heeft de mr. Boogaard het hof per fax van 1 november 2006 als volgt bericht:
"(…) bericht ik u (…) mede namens mijn confrère mr. Lolcama als volgt.
Tijdens de zitting ontspon zich een (fiscale) discussie over de vraag of de tussen partijen bestaande discussie over de netto loonbestanddelen inmiddels fiscaal is opgelost dan wel partijen hierover onderling tot een oplossing zouden kunnen komen. Hierdoor kan ik u berichten dat er tussen partijen ten aanzien van dit punt geen onduidelijkheid meer be-staat.
Ook ten aanzien van de restitutie van de ziektekostenverzekeringspremie over de maand januari 2004 bestaat er tussen partijen geen onduidelijkheid meer.
Gezien het bovenstaande verzoeken partijen u om bovenstaande punten niet (meer) bij uw besluitvorming te betrekken. Ten aanzien van de overige punten zoals die in de processtukken naar voren komen en ter zitting aan bod kwamen verzoek ik het hof om arrest te wijzen.
(…)"
Het hof begrijpt voormeld bericht aldus dat [Werkgever] grief 4 ten aanzien van -de punten b. en c. voornoemd niet langer handhaaft.
7.2. Volgens [Werkgever] is de sub a. bedoelde onkostenvergoeding niet verschuldigd omdat er in de betreffende periode niet is gewerkt en dus ook geen onkosten zijn gemaakt. [Werknemer] heeft aangevoerd dat desondanks bepaalde kosten toch doorlopen en zij dus recht heeft op deze vergoeding. Echter, [Werknemer] heeft die stelling in het geheel niet concreet onderbouwd, zodat de grief in zoverre slaagt.
8. Grief 3 is gericht tegen de toegewezen wettelijke verhoging. Volgens [Werkgever] is deze door de rechtbank ten onrechte niet gematigd. Het hof overweegt als volgt.
8.1. De wettelijke verhoging dient in beginsel te worden afgeleid van het bruto loon.
8.2. De juistheid van de toegewezen bruto loonbestanddelen ad in totaal € 15.478,57 is ook in hoger beroep als zodanig niet aan de orde.
8.3. Gelet op hetgeen ten aanzien van grief 4 is overwogen, is het toegewezen net-to loonbedrag alleen voor wat betreft de onkostenvergoeding van € 204,21 on--juist. Anders dan door [Werkgever] bij pleidooi is aangevoerd, is van "dubbelop" is ten aan-zien van de vordering ter zake van het ingehouden Werknemersdeel ziek-tekostenverzekering enerzijds en de gevorderde bruto loonbestanddelen ander-zijds geen sprake. Immers, onweersproken is gebleven dat voormelde de in-hou-ding plaats vond op het betaalde salaris c.a. over de periode vóór het ontslag opstaande voet, terwijl de gevor-der-de bruto loonbestanddelen betrekking hebben op de periode daarna. Andere re-de-nen waarom de netto loonbestanddelen niet bij de berekening van de wette-lij-ke verhoging behoren te worden betrokken zijn niet aangevoerd.
8.4. Een en ander leidt ertoe dat het hof termen aanwezig acht om de wettelijke ver-ho-ging - mede in aanmerking nemende dat sprake is van een ten onrechte ge-geven ontslag op staande voet wegens een zeer diffamerende reden ("malver-sa-ties") en dat [Werknemer] met haar drie kinderen van haar inkomen bij [Werkgever] af-hankelijk was - te matigen, doch niet tot minder dan een bedrag van € 5.000,=. De grief slaagt in zoverre.
9. Bovenvermelde uitkomst is naar het oordeel van het hof geen reden om de pro-ceskostenveroordeling in eerste aanleg aan te passen (voor zover de grieven met toelichting daartoe ruimte zouden bieden), aangezien [Werkgever] als de in overwe-gen-de mate in het ongelijk gestelde partij dient te worden aangemerkt.
10. Een en ander leidt er toe dat het vonnis van de rechtbank deels zal worden vernietigd als hieronder in het dictum vermeld.
[Werkgever] zal als de in hoger beroep in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.
11. De vordering tot terugbetaling van hetgeen uit hoofde van het vonnis van de rechtbank teveel is betaald zal niet worden toegewezen, gelet op de mogelijkheid van verrekening met de door de kantonrechter in het kader van de voorwaarde-lijke ontbinding toegewezen vergoeding.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van 19 november 2004 door de rechtbank [...], sector kanton, locatie [...], gewezen tussen partijen, voor zover daarbij is toege-wezen € 4.533,20 betreffende netto loonbestanddelen en €. 10.000,= betreffen-de wettelijke verhogingen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [Werkgever] om aan [Werknemer] te betalen een bedrag van:
- €. 4.328,99 (zijnde € 4.533,20 na aftrek van € 204,21) be-tref-fende netto loonbestanddelen;
- € 5.000,= bruto betreffende wettelijke verhogingen;
bekrachtigt voormeld vonnis voor het overige;
veroordeelt [Werkgever] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op dit arrest aan de zijde van [Werknemer] begroot op € 244,= aan verschoten en € 2.682,= aan salaris procureur;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, M.H. van Coeverden en V. Disselkoen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2006 in aanwezigheid van de griffier.