ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ4646

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
921-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Pannekoek-Dubois
  • Y. Ydema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie op basis van gewijzigde omstandigheden en vermogen van de vrouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 december 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man, die zijn baan had verloren en als taxichauffeur werkte, verzocht om een verlaging van de partneralimentatie van € 1.100,- naar € 300,- per maand. Hij stelde dat de vrouw, als gevolg van de echtscheiding, over een aanzienlijk vermogen beschikte, dat haar in staat stelde in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw betwistte dit en voerde aan dat zij nog steeds behoefte had aan de alimentatie, gezien haar maandlasten en het netto inkomen dat net boven het bijstandsniveau lag.

Het hof overwoog dat er geen grieven waren ingediend tegen de vaststelling van de rechtbank dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden. Het hof beoordeelde de financiële situatie van beide partijen en concludeerde dat de vrouw, met een vermogen van ongeveer € 540.000,- aan spaargeld, in staat was om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof oordeelde dat de man zijn verzoek tot verlaging van de alimentatie kon onderbouwen en dat de vrouw onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat haar bron van inkomsten niet voldeed.

Uiteindelijk besloot het hof de partneralimentatie te verlagen naar € 300,- per maand, met ingang van 30 november 2005. Deze beslissing werd genomen met inachtneming van de gewijzigde omstandigheden en het vermogen van de vrouw, en de eerdere afspraken tussen partijen. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. Labohm, A. Pannekoek-Dubois en Y. Ydema, en is gepubliceerd op 6 december 2006.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 6 december 2006
Rekestnummer : 921-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-6826
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. W. Römelingh,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E. Grabandt.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 7 juli 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 18 april 2006.
De vrouw heeft op 10 augustus 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 28 augustus 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 13 oktober 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. W. Römelingh, en de vrouw. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij de alimentatie ten behoeve van de vrouw is bepaald op € 1.100,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep geen grief is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn ten aanzien van de alimentatie voor de vrouw: de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man.
2. De man verzoekt – naar het hof begrijpt – de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de partneralimentatie te bepalen op € 300,- per maand, met ingang van 28 november 2005, althans met ingang van 1 januari 2006. De vrouw bestrijdt zijn beroep.
3. Ter terechtzitting van het hof heeft de man zijn hoger beroep als volgt toegelicht. Gelet op het inkomen uit vermogen dat de vrouw kan genereren, kan zij in eigen levensonderhoud voorzien en heeft zij geen behoefte aan een bijdrage van de man. Desondanks is de man bereid een partneralimentatie te betalen van € 300,- per maand.
4. De vrouw heeft de stellingen van de man betwist. Zij meent dat bij het bepalen van haar behoefte aan een bijdrage met de opbrengst van de verkoop van de echtelijke woning, alsmede met het geld op de rekeningen in Zwitserland en Luxemburg geen rekening moet worden gehouden, omdat de man minstens dezelfde bedragen heeft gehad. Zij krijgt nu € 1.100,- bruto per maand alimentatie en € 45,71 bruto per maand vroegpensioen. Daarmee ligt haar netto inkomen per maand net boven bijstandsniveau. Zij heeft, gelet op haar maandlasten nog steeds behoefte aan een bijdrage van de man, aldus de vrouw.
5. Het hof overweegt het volgende. Tegen de vaststelling van de rechtbank, dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, zijn geen grieven gericht. Daarmee staat de wijziging van omstandigheden vast en moeten behoefte en eventueel draagkracht opnieuw worden beoordeeld.
Vaststaat dat de man zijn baan bij [zijn voormalige werkgever] is kwijtgeraakt en dat hij ondanks zijn inspanningen niet een vergelijkbare baan en inkomen heeft kunnen verwerven. Ter zitting heeft de man verklaard dat hij als taxichauffeur werkzaam is en 50 à 60 uur per week moet werken om zijn huidige inkomen te verdienen. Uit de toelichting van de man op zijn financiële omstandigheden volgt, dat als hij alle naheffingen belastingen heeft betaald, hij over nagenoeg geen vermogen meer beschikt. Voor zijn levensonderhoud is hij dan volledig aangewezen op zijn inkomsten als taxichauffeur.
In zijn appelschrift geeft de man aan dat de vrouw als gevolg van de materiële afwikkeling van de echtscheiding over een aanzienlijk vermogen beschikt. In de visie van de man genereert dat vermogen in beginsel voldoende inkomsten voor de vrouw om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In punt 8 van haar verweerschrift heeft de vrouw gesteld dat zij in het echtscheidingsconvenant met de man onder meer is overeengekomen een partneralimentatie van € 1.588,23 en toedeling van de echtelijke woning. Uit de gewisselde stukken is gebleken dat de woning is verkocht en dat de vrouw de op de woning rustende overwaarde heeft gerealiseerd. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij na verkoop van de woning over ongeveer
€ 540.000,- aan spaargeld beschikt. Het hof acht het in dit specifieke geval redelijk en billijk dat bij de bepaling van de behoefte van de vrouw rekening wordt gehouden met de hiervoor genoemde bron van inkomsten van € 540.000,-. Uitgaande voorts van haar huidige huurlasten heeft de vrouw naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar bron van inkomsten, zijnde een aanzienlijk vermogen, onvoldoende is om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Nu de man heeft verzocht de partneralimentatie te bepalen op € 300,- per maand, zal het hof dienovereenkomstig beslissen. De overige stellingen van partijen ten aanzien van de behoefte en de draagkracht behoeven derhalve geen bespreking meer.
6. Partijen strijden voorts over de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatieverplichting. Hoewel de vrouw heeft gesteld dat terugbetalen verstrekkende gevolgen heeft, acht het hof zulks, gelet op het vermogen dat zij heeft, niet aannemelijk. Het hof zal daarom de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatie bepalen op 30 november 2005, de datum waarop het inleidend verzoek van de man bij de rechtbank is binnengekomen.
7. Het hof beslist als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
bepaalt – met dienovereenkomstige wijziging van de door partijen gesloten overeenkomst van 4 oktober 2001 en de beschikking van 8 februari 2002 van de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch – de alimentatie voor de vrouw ten laste van de man met ingang van 30 november 2005 op € 300,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Pannekoek-Dubois en Ydema, bijgestaan door mr. Martens als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2006.