Het hof komt hiertoe op grond van de volgende overwegingen.
De rechtbank heeft aangenomen dat de verdachte het slachtoffer volgens afspraak met de schutter naar de plaats van de schietpartij heeft gelokt. Voor deze hypothese heeft het hof geen bewijs gevonden. Niet blijkt dat de verdachte wist dat het slachtoffer thuis zou zijn, evenmin blijkt uit het dossier zoals aan het hof voorgelegd dat hij of een ander aan de schutter de komst van hem en het slachtoffer naar de plaats van de dodelijke schoten heeft gemeld. Overigens ontbreken in het dossier overzichten van contacten per mobiele telefoon van betrokkenen waaruit zulks zou kunnen blijken. Het hof heeft geen ongerijmdheden gevonden in de lezing van de gang van zaken die de verdachte heeft gegeven van de tocht die hen naar de plaats heeft gevoerd waar de dodelijke schoten zijn gelost. Anders dan verbalisant [X] in een aanvullend proces-verbaal gaat het hof er niet vanuit dat op de laatste tocht van Schiedam naar de plaats het delict de rijksweg is gemeden. De verdachte heeft gezegd dat hij de wijk Schiebroek anders heeft benaderd dan gewoonlijk, maar dat sluit een rit over de rijksweg tot Hillegersberg niet uit, zodat de rit veel minder lang kan hebben geduurd dan door verbalisant [X] berekend.
Ook het openlijke gedrag van de verdachte, die het slachtoffer dicht bij diens huis heeft ontmoet na een telefonische afspraak met hem aldaar, waarvan een huisgenote getuige was, en die eigendommen in de auto van het slachtoffer heeft laten liggen, wijst niet op een (mede) door hem beraamde hinderlaag.
Vast staat dat de verdachte na aankomst op de plaats van het delict naar de schutter toe is gelopen, met hem heeft gesproken, kort daarna een nabij internetcafé heeft bezocht en vandaar een kennis heeft opgebeld met de mededeling dat hij een groot probleem had. Met de lezing van de verdachte is niet te rijmen dat hij, volgens [getuige 1] - wiens besef van tijd het hof zwak acht zonder dat hij daardoor voor het overige ongeloofwaardig wordt - na een gesprek op een voetpad met de schutter enige stappen is teruggelopen en iets naar het slachtoffer heeft geroepen, waarop die in zijn richting is gaan lopen. De aandrang die - kennelijk - op de [getuige 1] is uitgeoefend om een verklaring bij de politie af te leggen alsmede het verschil in de lezingen over de wijze waarop die aandrang is uitgeoefend, noopt tot omzichtigheid bij het gebruik van zijn verklaring. De verklaring van [getuige 1] wordt wel ondersteund in de eerste ontwerp-lezing die de verdachte in zijn cel heeft opgeschreven maar door hem niet is herhaald. Deze ongerijmdheid vormt een aanwijzing voor grotere betrokkenheid van de verdachte bij het schieten dan hij stelt. Steunbewijs ontbreekt evenwel; de gevonden d.n.a.-sporen van de verdachte op materiaal dat de schutter heeft gebruikt of bij zich had - dat hij de bivakmuts tijdens het schieten op had, staat niet vast - kunnen van oudere datum zijn. De verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van deze d.n.a.-sporen, namelijk dat bendeleden onderling wapens en bivakmutsen uitwisselen is niet minder waarschijnlijk dan de veronderstelling dat de verdachte, die geen huisgenoot is van de schutter, hem die met het oog op de moord kort daarvoor moet hebben gegeven. De [getuige 2] heeft immers niet verklaard de verdachte te hebben gezien. Daarbij komt tenslotte dat het motief van de schutter en de achtergronden van de betrekkingen tussen het slachtoffer en de bende waartoe de verdachte en de schutter behoren onduidelijk zijn gebleven. Al met al heeft het hof geen bewijs gevonden dat de kern van de lezing van de verdachte uitsluit. Dat hij niet heeft geprobeerd de schutter van schieten te weerhouden staat vast, maar is niet te laste gelegd.