ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ5097

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001963-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.C.H. Koning
  • H.W.J. de Groot
  • G.J.W. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in moordzaak na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 december 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaren voor het medeplegen van moord. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had aangenomen dat de verdachte het slachtoffer naar de plaats van de schietpartij had gelokt, maar het hof vond geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het slachtoffer op die locatie. Er ontbraken cruciale bewijsstukken, zoals telefoonoverzichten, die de betrokkenheid van de verdachte zouden kunnen aantonen. Het hof heeft ook de verklaringen van getuigen kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde moord en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen extra kosten waren gemaakt door de verdachte in het verweer tegen de vordering van de benadeelde partij.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001963-06
Parketnummer: 10-650111-05
Datum uitspraak: 22 december 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 15 maart 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres],
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh te Hoogeveen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 18 juli 2006, 19 september 2006, 3 oktober 2006 en 13 december 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair - als "medeplegen van moord" - tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht, zoals in het vonnis nader omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het primair - als " medeplegen van moord" - tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot het gevorderde bedrag van EUR 16.001,21, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof komt hiertoe op grond van de volgende overwegingen.
De rechtbank heeft aangenomen dat de verdachte het slachtoffer volgens afspraak met de schutter naar de plaats van de schietpartij heeft gelokt. Voor deze hypothese heeft het hof geen bewijs gevonden. Niet blijkt dat de verdachte wist dat het slachtoffer thuis zou zijn, evenmin blijkt uit het dossier zoals aan het hof voorgelegd dat hij of een ander aan de schutter de komst van hem en het slachtoffer naar de plaats van de dodelijke schoten heeft gemeld. Overigens ontbreken in het dossier overzichten van contacten per mobiele telefoon van betrokkenen waaruit zulks zou kunnen blijken. Het hof heeft geen ongerijmdheden gevonden in de lezing van de gang van zaken die de verdachte heeft gegeven van de tocht die hen naar de plaats heeft gevoerd waar de dodelijke schoten zijn gelost. Anders dan verbalisant [X] in een aanvullend proces-verbaal gaat het hof er niet vanuit dat op de laatste tocht van Schiedam naar de plaats het delict de rijksweg is gemeden. De verdachte heeft gezegd dat hij de wijk Schiebroek anders heeft benaderd dan gewoonlijk, maar dat sluit een rit over de rijksweg tot Hillegersberg niet uit, zodat de rit veel minder lang kan hebben geduurd dan door verbalisant [X] berekend.
Ook het openlijke gedrag van de verdachte, die het slachtoffer dicht bij diens huis heeft ontmoet na een telefonische afspraak met hem aldaar, waarvan een huisgenote getuige was, en die eigendommen in de auto van het slachtoffer heeft laten liggen, wijst niet op een (mede) door hem beraamde hinderlaag.
Vast staat dat de verdachte na aankomst op de plaats van het delict naar de schutter toe is gelopen, met hem heeft gesproken, kort daarna een nabij internetcafé heeft bezocht en vandaar een kennis heeft opgebeld met de mededeling dat hij een groot probleem had. Met de lezing van de verdachte is niet te rijmen dat hij, volgens [getuige 1] - wiens besef van tijd het hof zwak acht zonder dat hij daardoor voor het overige ongeloofwaardig wordt - na een gesprek op een voetpad met de schutter enige stappen is teruggelopen en iets naar het slachtoffer heeft geroepen, waarop die in zijn richting is gaan lopen. De aandrang die - kennelijk - op de [getuige 1] is uitgeoefend om een verklaring bij de politie af te leggen alsmede het verschil in de lezingen over de wijze waarop die aandrang is uitgeoefend, noopt tot omzichtigheid bij het gebruik van zijn verklaring. De verklaring van [getuige 1] wordt wel ondersteund in de eerste ontwerp-lezing die de verdachte in zijn cel heeft opgeschreven maar door hem niet is herhaald. Deze ongerijmdheid vormt een aanwijzing voor grotere betrokkenheid van de verdachte bij het schieten dan hij stelt. Steunbewijs ontbreekt evenwel; de gevonden d.n.a.-sporen van de verdachte op materiaal dat de schutter heeft gebruikt of bij zich had - dat hij de bivakmuts tijdens het schieten op had, staat niet vast - kunnen van oudere datum zijn. De verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van deze d.n.a.-sporen, namelijk dat bendeleden onderling wapens en bivakmutsen uitwisselen is niet minder waarschijnlijk dan de veronderstelling dat de verdachte, die geen huisgenoot is van de schutter, hem die met het oog op de moord kort daarvoor moet hebben gegeven. De [getuige 2] heeft immers niet verklaard de verdachte te hebben gezien. Daarbij komt tenslotte dat het motief van de schutter en de achtergronden van de betrekkingen tussen het slachtoffer en de bende waartoe de verdachte en de schutter behoren onduidelijk zijn gebleven. Al met al heeft het hof geen bewijs gevonden dat de kern van de lezing van de verdachte uitsluit. Dat hij niet heeft geprobeerd de schutter van schieten te weerhouden staat vast, maar is niet te laste gelegd.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
Nu de verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade.
Het hof zal geen proceskostenveroordeling uitspreken, omdat niet is gesteld of gebleken dat verweer van de verdachte tegen deze vordering extra kosten van hem heeft gevergd.
Wegens de vrijspraak is ook geen plaats voor een maatregel tot schadevergoeding.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning,
mr. H.W.J. de Groot en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2006.