ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ6511

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
323-R-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dusamos
  • A. Husson
  • J. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en opdracht aan ouders om hulp te zoeken in het belang van het kind om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 december 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 12 december 2005 aangevochten, waarin de moeder met het gezag over [kind] werd belast. De vader verzoekt het hof om hem alleen het gezag te geven of, subsidiair, om gezamenlijk gezag te verkrijgen. Hij stelt dat de moeder niet in het belang van [kind] handelt en dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedingssituatie bij de moeder. De moeder verzet zich tegen het verzoek van de vader en stelt dat [kind] bij haar woont en dat hij geen contact meer met zijn vader wil. Tijdens de zitting heeft de vader zijn zorgen geuit over de ontwikkeling van [kind] en het gebrek aan communicatie tussen de ouders. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om beide ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en om hulp te zoeken voor een betere communicatie tussen de ouders. Het hof heeft geoordeeld dat gezamenlijk gezag in het belang van [kind] is en heeft de bestreden beschikking vernietigd. De vader en de moeder worden gezamenlijk belast met het gezag over [kind]. De kosten van het geding in beide instanties zijn niet toegewezen aan de moeder, zoals door de vader was verzocht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 13 december 2006
Rekestnummer. : 323-R-06
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 05-1907
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. W.P. den Hertog,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging [woonplaats],
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 9 maart 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 12 december 2005.
De moeder heeft op 12 juli 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 6 april 2006, 12 juli 2006, 19 juli 2006, 30 oktober 2006 en 3 november 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 26 juli 2006 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 5 juli 2006 laten weten ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 2 augustus 2006 is de op [geboortedatum] uit het huwelijk van partijen geboren minderjarige [kind], hierna: [kind], in raadkamer gehoord.
Op 8 november 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. N. Grijmans-Veenendaal, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. F.C. Schirmeister, en namens de raad de heer Dekkers. Partijen en de raad hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vader onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnota.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Rotterdam waarbij, met wijziging van de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 10 december 2003, de moeder wordt belast met het gezag over [kind].
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het gezag over [kind].
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair: te bepalen dat hij wordt belast met het gezag over [kind];
subsidiair: te bepalen dat beide partijen worden belast met het gezag over [kind].
De vader verzoekt voorts de moeder te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties. De moeder bestrijdt zijn beroep.
3. De vader heeft twee grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd. In zijn eerste grief stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen, omdat hij niet ter zitting is verschenen en ook anderszins niets van zich heeft laten horen, dat hij geen verweer voert tegen het door de moeder verzochte. De vader voert daartoe aan dat hij het niet in het belang van [kind] dat er een gezagswijziging wordt gegeven zonder dat de ouder die het gezag kwijt raakt, zijn zienswijze kenbaar heeft gemaakt.
4. Het hof is van oordeel dat, zo er als sprake is geweest van een verzuim van de rechtbank, dit verzuim in hoger beroep is hersteld, nu de vader zijn standpunten in hoger beroep toe heeft kunnen lichten.
5. In zijn tweede grief stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van de moeder, in het belang van [kind], heeft toegewezen. De vader acht een wijziging van het gezag direct in strijd met de belangen en ontwikkeling van [kind]. De vader voert daartoe aan dat [kind], ondanks het feit dat hij via de schoolarts is verwezen naar het Riagg/RNO te [woonplaats], nooit contact heeft opgenomen met het RNO. Als gevolg hiervan geniet [kind] niet de door schoolmaatschappelijk werk wenselijk geachte hulpverlening. Voorts stelt de vader dat hij zich ernstig zorgen maakt over de opvoedingssituatie bij de moeder omdat de moeder weigert gewichtige zaken omtrent [kind] aan hem kenbaar te maken, zoals bijvoorbeeld een door [kind] gepleegd strafbaar feit. Bovendien informeert de moeder derden onjuist of onvolledig over [kind]. De school van [kind] maakt zich volgens de vader ernstig zorgen over [kind] en de vader vermoedt dat de moeder geen ruimte aan [kind] zal laten om het contact met hem in stand te houden. [kind] heeft volgens de vader structuur nodig en volgens hem zijn de redenen van [kind] om in 2003 weg te gaan bij de moeder, feitelijk ongewijzigd gebleven. De moeder woont nog steeds bij haar moeder in en juist de bemoeienissen van oma moederszijde maakte dat [kind] in 2003 bij zijn vader wilde wonen. Samenvattend stelt de vader dat de problemen van [kind], die worden gesignaleerd door de school en die mede tot uiting komen in het feit dat [kind] in aanraking is gekomen met Justitie, aangepakt dienen te worden door de inspanning van beide ouders.
Ter terechtzitting van het hof heeft de vader aangevoerd dat gezocht dient te worden naar een oplossing waarbij [kind] maximaal gebruik kan maken van zijn mogelijkheden en talenten, zodat hij zich optimaal ontwikkelt. Daarbij moet er volgens hem een situatie komen waarbij de keuze van [kind] niet wordt ingegeven door een loyaliteitsconflict jegens één van zijn ouders. Het feit dat [kind] tot op heden, inmiddels anderhalf jaar na zijn onaangekondigd vertrek, niets van zich heeft laten horen baart de vader ernstige zorgen. Het feit dat de moeder en oma hem volledig hebben gediskwalificeerd als ouder vindt de vader onacceptabel. De vader zal ook als gezaghebbende ouder de wens van [kind] om bij zijn moeder in [woonplaats] te wonen, accepteren. De vader wil zicht hebben op en invloed uit kunnen oefenen op het welzijn van [kind], hetgeen noodzakelijk is omdat de moeder niet de hulp inschakelt die de deskundigen nodig achten.
6. De moeder stelt dat [kind] sinds 17 mei 2005 weer bij haar in [woonplaats] woont en dat hij geen contact meer met zijn vader wil. Volgens de moeder heeft de vader contact opgenomen met het maatschappelijk werk omdat hij niet in staat was om [kind] goed te verzorgen en op te voeden. De moeder ziet om die reden geen enkele aanleiding om [kind] te confronteren met hulpverlening waar hij niet om gevraagd heeft, waarvoor geen aanleiding is en die ongetwijfeld tot spanningen zullen leiden bij haar en bij [kind]. Het door [kind] gepleegde strafbare feit is volgens de moeder een éénmalige jeugdzonde gebleken, waarvoor [kind] zijn straf heeft ondergaan. In tegenstelling tot de vader ziet de moeder geen aanleiding om de raad te Amsterdam nader onderzoek te laten doen, temeer daar [kind] volgens haar gebaat is bij een ongestoorde opvoeding en rust. Omdat partijen niet in staat zijn om op een normale manier met elkaar te communiceren over [kind] pleit de moeder voor eenhoofdig gezag. [kind] heeft structuur nodig en de moeder meent dat zij structuur kan bieden. Daarbij heeft zij geen hulpverlening nodig. De moeder sluit niet uit dat de “problematiek” van [kind] deels het gevolg is van de strijd tussen zijn ouders omtrent het gezag. Ter zitting van het hof heeft de moeder gesteld dat het goed gaat met [kind]. Door middel van bijlessen zorgt zij er voor dat [kind] op school een inhaalslag maakt. Daarnaast is benadrukt dat [kind] momenteel gebaat is bij rust.
7. Uit het op 24 juli 2006 uitgebrachte rapport van de raad (van de zijde van de vader overgelegd bij brief van 30 oktober 2006) blijkt het volgende. Bij [kind] komt een tendens van internaliserende problematiek naar voren. Meer specifiek lijken mogelijke loyaliteitsproblemen deels in somatische klachten tot uiting te komen. Het voorgaande is echter niet dermate buitensporig dat daarvoor hulpverlening in een verplicht kader wordt geïndiceerd. Derhalve zal de raad op basis van de verkregen informatie onderhavige zaak opleggen. Wel acht de raad het voor de ontwikkeling van [kind] van belang dat hij de ruimte en gelegenheid krijgt om met zijn beide ouders een relatie aan te gaan. Om daarvoor de randvoorwaarden mogelijk te maken, is er een zekere mate van constructieve communicatie tussen beide ouders nodig. Gezien het feit dat daar al langere tijd geen sprake meer van lijkt te zijn, adviseert de raad de ouders hiervoor in vrijwillig kader hulp te zoeken bij Bureau Jeugdzorg. Wellicht kan een derde, onafhankelijke persoon als bemiddelaar optreden, teneinde met [kind] en beide ouders tot afspraken te komen. Ter zitting van het hof heeft de raad geadviseerd om beide ouders met het gezag over [kind] te belasten en dat het in zijn belang is dat de communicatie tussen partijen verbetert.
8. Zowel uit de aan het hof overgelegde stukken als het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de communicatie tussen partijen weliswaar slecht is, maar niet dat partijen in het geheel geen afspraken zouden kunnen maken. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer met zich dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Bovendien heeft de moeder niet gesteld, noch inzichtelijk gemaakt waar zich concreet een onaanvaardbaar risico openbaart met betrekking tot het verzorgen en opvoeden van [kind] bij een gezamenlijke gezagsuitoefening. Niet aannemelijk derhalve is dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [kind] bij een gezamenlijke gezagsuitoefening klem of verloren raakt of dreigt te raken tussen de ouders. Uit het verhoor in raadkamer is niet gebleken, zoals door de moeder is gesteld, dat [kind] zijn vader niet meer zou willen zien. Het hof is van oordeel dat van de vader en de moeder mag worden verwacht, hoe moeilijk dat ook moge zijn, dat zij in het belang van [kind] als ouders werken aan een betere communicatie teneinde hun onderlinge verhouding te verbeteren. Het hof deelt de visie van de raad dat de ouders er verstandig aan doen om daarbij hulp van deskundige derden in het vrijwillig kader te zoeken. Gelet op het vorenstaande is het hof derhalve van oordeel dat gezamenlijk gezag in het belang van [kind] is, met als gevolg dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd.
9. Het hof ziet geen reden, zoals door de vader is verzocht, om de moeder te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, en zal dat verzoek derhalve afwijzen.
10. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
bepaalt - met wijziging van de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 10 december 2003 - dat het gezag over [kind] voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk toekomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Husson en Van Leuven, bijgestaan door Suderée als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2006.