ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ6515

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
565-M-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Husson
  • A. Dusamos
  • P. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen biologische vader en kinderen in complexe gezinssituatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 december 2006, staat de omgangsregeling tussen de biologische vader en zijn kinderen centraal. De biologische vader heeft verzocht om een uitbreiding van de omgang met zijn kinderen, die bij de moeder wonen. De moeder, die in een relatie is met een juridische vader, heeft bezwaar gemaakt tegen de verzoeken van de biologische vader. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld, maar de biologische vader is van mening dat deze regeling niet in het belang van de kinderen is en vraagt om een uitbreiding.

De zaak is complex door de verschillende gezinsrelaties en de belangen van de kinderen. De raad voor de kinderbescherming heeft een rapport uitgebracht waarin wordt geadviseerd om de omgangsregeling te beperken tot een dag per kwartaal, om de stabiliteit en veiligheid van de kinderen te waarborgen. Tijdens de zitting heeft de moeder haar eerdere bezwaren ingetrokken en aangegeven dat zij zich kan verenigen met het advies van de raad, maar de biologische vader blijft aandringen op een ruimere regeling.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en komt tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen is om de huidige omgangsregeling niet uit te breiden. De kinderen hebben al te maken met een complexe gezinssituatie en het hof acht het niet wenselijk om extra druk op hen te leggen. De verzoeken van de biologische vader worden afgewezen, en het hof benadrukt dat de betrokkenen in onderling overleg tot een oplossing kunnen komen als de situatie dat toelaat.

De beslissing van het hof is dat de biologische vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een informatieplicht van de moeder over de kinderen. De bestreden beschikking wordt gedeeltelijk vernietigd, maar de omgangsregeling blijft beperkt. De uitspraak is gedaan door mrs. Husson, Dusamos en Van Leuven, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 13 december 2006
Rekestnummer. : 565-M-05
Rekestnr. rechtbank : 117/04
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. W. Taekema,
tegen
[verweerder],
thans wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker in hoger beroep
hierna te noemen: [biologische vader],
procureur mr. H.J.A. Knijff.
Als belanghebbende is aangemerkt:
1. de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Middelburg,
hierna te noemen: de raad;
2. [belanghebbende],
wonende te Nijmegen,
hierna te noemen: [vader].
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 12 mei 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Middelburg van 16 februari 2005.
[biologische vader] heeft op 26 september 2005 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De moeder heeft op 22 juni 2006 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 27 mei 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van [biologische vader] zijn bij het hof op 8 december 2005 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 13 september 2005 laten weten ter terechtzitting te zullen verschijnen. Bij voornoemde brief is gevoegd het raadsrapport van 12 oktober 2004.
Op 14 december 2005 en 2 februari 2006 is de zaak ten overstaan van mr. Van Leuven als raadsheer-commissaris mondeling behandeld. Op 2 februari 2006 is met partijen afgesproken dat de raadsheer-commissaris informatie over familie-opstellingen zal toezenden aan de raadslieden van partijen. Voorts is afgesproken dat de raadslieden overleg zullen plegen met hun cliënten teneinde – voor de duur dat de moeder en [biologische vader] nog niet tot een noodzakelijke verzachting van hun betrekkingen zijn gekomen – een (voorlopige) contactregeling af te spreken. Voorts is afgesproken dat de raadslieden binnen drie weken na 2 februari 2006 het hof zullen berichten over de voortgang van de procedure.
Bij brief van 22 februari 2006 heeft de advocaat van [biologische vader], mr. D.A.H. Veldhof, aan het hof medegedeeld dat na de zitting van 2 februari 2006 tussen partijen geen overeenstemming is bereikt. Mr. Veldhof heeft verzocht een datum en tijdstip voor de voortzetting van de mondelinge behandeling te bepalen.
Op 8 november 2006 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. B. Vader, [biologische vader], bijgestaan door mr. Veldhof, [vader], en namens de raad de heer C.M.J. Vandenbooren. De verschenen betrokkenen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van de moeder en [biologische vader] onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen [biologische vader] en de moeder, hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders, het volgende vast.
De moeder is op [datum] in het huwelijk getreden met [vader]. Tijdens dat huwelijk heeft de moeder een relatie onderhouden met [biologische vader]. Op [geboortedatum] is, staande haar huwelijk met [vader] geboren: [kind 1], nader te noemen: [kind 1]. Op [geboortedatum], staande het huwelijk met [vader], is geboren: [kind 2], nader te noemen: [kind 2].
Ten aanzien van [kind 2] is bij beschikking van 28 augustus 2002 ontkenning van het vaderschap van [vader] uitgesproken. De geslachtsnaam van [kind 2] is met ingang van 4 december 2002 gewijzigd in [achternaam moeder]. [biologische vader] is de biologische vader van beide kinderen. Hij heeft [kind 2] erkend. De kinderen wonen bij de moeder.
Bij verzoekschrift van 28 januari 2004 heeft [biologische vader] de rechtbank te Middelburg verzocht te bepalen dat hij omgang zal hebben met [kind 1] en [kind 2], gedurende de woensdagmiddagen direct na schooltijd, alsmede een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag, direct na schooltijd (afhalen van school) tot maandagmorgen (naar school brengen), alsmede gedurende de helft van de kinderschoolvakanties en de algemeen erkende (inclusief) Christelijke feestdagen, dan wel een zodanige omgang als de rechtbank in goede justitie juist acht.
Bij de bestreden beschikking is ten aanzien van [kind 1] de volgende omgangsregeling vastgesteld:
één zaterdag per maand, gelijktijdig met [kind 2];
ten aanzien van [kind 2] is de navolgende omgangsregeling vastgesteld:
- één weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- de vader haalt [kind 2] op en brengt haar weer terug;
- de helft van de algemeen erkende (inclusief) Christelijke feestdagen;
- de helft van de kinderschoolvakanties;
- twee maal tien aaneengesloten dagen gedurende de schoolvakantie in de zomer.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen [biologische vader] en [kind 1], alsmede de informatieregeling met betrekking tot [kind 2] en [kind 1].
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het oorspronkelijke verzoek van [biologische vader], voor zover dit de verzochte omgangsregeling met [kind 1] betreft, alsnog af te wijzen.
3. [biologische vader] bestrijdt haar beroep en verzoekt in incidenteel appel de bestreden beschikking te wijzigen (het hof leest te vernietigen en opnieuw recht te doen), in die zin dat aan de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling wordt toegevoegd dat [biologische vader] naast omgang met [kind 1] gedurende één zaterdag per maand, gelijktijdig met [kind 2], tevens gedurende twee dagen per maand, inclusief een overnachting, omgang met [kind 1] zal hebben en verder te bepalen dat in het kader van de omgang tussen hem en [kind 2] en [kind 1] het halen en terugbrengen tussen de moeder en hem gelijkelijk, ieder bij helfte, zal worden verdeeld. Voorts verzoekt [biologische vader] een informatieregeling vast te stellen, inhoudende dat de moeder hem één keer per kwartaal informeert omtrent de ontwikkeling en het welzijn van zowel [kind 2] als [kind 1], middels het verstrekken van schoolrapporten, waarbij zij de school toestaat [biologische vader] rechtstreeks te informeren omtrent het functioneren en presteren van [kind 1] en [kind 2] op school.
4. De moeder verzet zich daartegen en verzoekt [biologische vader] niet-ontvankelijk te verklaren in incidenteel appel, dan wel zijn verzoek af te wijzen.
5. Ter terechtzitting van het hof van 8 november 2006 heeft de moeder haar grief, dat [biologische vader] wegens het ontbreken van family life alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek om tussen hem en [kind 1] een omgangsregeling vast te stellen, ingetrokken. Voornoemde grief behoeft derhalve geen bespreking meer.
Voorts heeft de moeder ter zitting van 8 november 2006 haar verzoek om de bestreden beschikking te vernietigen weliswaar gehandhaafd, doch de moeder kan zich verenigen met de door de raad geadviseerde omgangsregeling tussen [biologische vader] en [kind 1], te weten een dag per kwartaal. De moeder handhaaft derhalve niet langer haar verzoek om de door [biologische vader] verzochte omgangsregeling af te wijzen.
Gelet op het vorenstaande dient het hof uitsluitend nog te beslissen over de tussen partijen in geschil zijnde omvang van de omgangsregeling tussen [biologische vader] en [kind 1] en de door [biologische vader] verzochte informatieregeling.
6. In zijn op 12 oktober 2004 uitgebrachte rapport adviseert de raad om de volgende omgangsregeling tussen [biologische vader] en [kind 1] vast te leggen: [kind 1] gaat één dag per kwartaal een dag met [kind 2] mee naar [biologische vader]. Aan voornoemd advies ligt het volgende ten grondslag. Uit het onderzoek is gebleken dat een uitgebreide omgangsregeling met [biologische vader] niet in het belang van [kind 1] is. Wel dient het contact tussen [biologische vader] en [kind 1] intact te worden gehouden middels een mininale omgangsregeling, zodat [kind 1] eventueel op latere leeftijd gemakkelijker zelf meer contact kan zoeken en met eventuele vragen bij [biologische vader] terecht kan. [kind 1] heeft onvoldoende draagkracht om omgang met [biologische vader] te hebben. Op school komen signalen van onveiligheid en verlatingsangst naar voren. [kind 1] heeft in haar jonge leven al twee verliesmomenten meegemaakt en dit lijkt bij haar sporen te hebben nagelaten. [biologische vader] wil nadrukkelijk de vaderrol vervullen ten opzichte van [kind 1], maar [kind 1] lijkt daar niet aan toe te zijn. In de beleving van [kind 1] is [vader] haar vader en ze lijkt zich veilig te voelen bij hem. [kind 1] is gehecht aan [vader] en is bang om hem als vader te verliezen. [kind 1] stelt zich loyaal op ten opzichte van de moeder en [vader]. De moeder en [vader] voelen zich de ouders van [kind 1] en wensen geen inmenging van [biologische vader] in die rol. Er is voorts sprake van communicatieproblemen en strijd tussen de moeder en [biologische vader]. [kind 1] lijkt veel te hebben meegemaakt van de conflicten tussen de moeder en [biologische vader] ten tijde van de relatiebreuk. Ook lijkt [kind 1] op de hoogte van de huidige (financiële) geschillen tussen de moeder en [biologische vader]. Het forceren van frequente omgang roept op dit moment te veel spanning op bij [kind 1] en is te belastend voor haar. [biologische vader] zal [vader] als vader van [kind 1] moeten accepteren en zelf een passieve vaderrol op zich moeten nemen om rust, veiligheid en vertrouwen bij [kind 1] op te bouwen. Er ligt ook een taak bij de moeder om [kind 1] rust en veiligheid te bieden en haar op een positieve manier te leren omgaan met het hebben van twee vaders. Ten tijde van het samenwonen van de moeder en [biologische vader] werd hier ook op een ontspannen manier mee omgegaan en wist [kind 1] niet beter dan dat ze twee vaders had. In het kader hiervan is de raad van mening dat het goed is dat [kind 1] ieder kwartaal één dag met [kind 2] meegaat naar [biologische vader].
7. Zoals reeds in rechtsoverweging 5. is weergegeven, kan de moeder zich bij nader inzien verenigen met het advies van de raad. [biologische vader] daarentegen stelt dat hij in het gehele jaar 2005 slechts vier keer omgang heeft gehad (één keer per kwartaal) en dat daar dit jaar geen verandering in is gekomen. Omdat die omgang volgens [biologische vader] goed is verlopen vond hij de beslissing van de rechtbank (één dag per maand omgang) terecht en vindt hij het de hoogste tijd dat er een uitbreiding van de omgangsregeling tussen hem en [kind 1] komt. Om die reden verzoekt [biologische vader] naast omgang van één zaterdag per maand, gelijktijdig met [kind 2], omgang met [kind 1] gedurende twee dagen per maand, inclusief een overnachting.
8. Ter zitting van het hof heeft de raad gepersisteerd bij zijn advies. De raad heeft daartoe aangevoerd dat de omgangsregeling met elke vader loopt en dat deze, vanuit de kinderen gezien, goed loopt.
9. Het hof acht het gegeven de zeer ingewikkelde situatie die de huidige omgangsregeling reeds met zich brengt, niet in het belang van [kind 1] om de thans feitelijk bestaande omgangsregeling met [biologische vader] uit te breiden. Het hof weegt mee de leeftijd van [kind 1], naast het gegeven dat de moeder op 5 september 2006 is bevallen van een tweeling van een ander dan genoemde vaders en met wie zij een zogeheten LAT-relatie heeft en die niet in de onmiddellijke nabijheid van de moeder woont, hetgeen de situatie er nog ingewikkelder op heeft gemaakt. Het hof onderschrijft het advies van de raad en wijst het in incidenteel appel gedane verzoek van [biologische vader] derhalve af. Desondanks staat het de betrokkenen uiteraard vrij om, zodra men daartoe mogelijkheden ziet, in onderling overleg tot een nadere invulling dan wel uitbreiding van de omgangsregeling te komen.
10. Het hof zal [biologische vader] niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot het vaststellen van een informatieplicht van de moeder aan hem omtrent de ontwikkeling en het welzijn van [kind 1]. Hoewel [biologische vader] stelt dat hij op grond van artikel 8 EVRM recht heeft op informatie over [kind 1] is het hof van oordeel, zo [biologische vader] al recht op informatie op grond van artikel 8 EVRM zou hebben, dat hij geen belang heeft bij een dergelijk verzoek, nu hij zowel met [kind 2] als [kind 1] omgang heeft en uit dien hoofde reeds informatie over hen ontvangt. Het belang van [kind 1] brengt ook mee dat zij zich niet in een situatie gemanoeuvreerd voelt dat zij zich verplicht zou voelen het kind van twee vaders te zijn. Ten aanzien van [kind 2] geldt dat [biologische vader] haar regelmatig ziet. Het hof acht het – gegeven de gespannen verhouding tussen de ouders – niet in haar belang een informatieregeling aan de moeder op te leggen. Het verzoek ten aanzien van [kind 2] zal worden afgewezen.
11. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart [biologische vader] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het vaststellen van een informatieplicht omtrent de ontwikkeling en het welzijn van [kind 1] en wijst het verzoek af voor zover het [kind 2] betreft;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die de omgang met betrekking tot [kind 1] betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt een omgangsregeling tussen [biologische vader] en [kind 1], door de moeder, [biologische vader] en [vader] in onderling overleg in te vullen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Dusamos en Van Leuven, bijgestaan door Suderée als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2006.