ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ6521
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Gerretsen-Visser
- T. Tanja-van den Broek
- P. Punselie
- Rechtspraak.nl
Verzoek om omgang en informatie door biologische ouders van geadopteerde kinderen
In deze zaak hebben de biologische ouders van twee minderjarigen, die kort na hun geboorte ter adoptie zijn afgestaan, jaren later verzocht om een omgangsregeling en een informatie- en consultatieregeling. Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft op 29 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de verzoekers niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoeken. De biologische moeder en de man, die als verzoekers optreden, hebben hun verzoeken onderbouwd met verwijzingen naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 1:229 lid 4 BW en artikel 1:377a BW. Ze stellen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking met de minderjarigen, en dat de biologische vader recht heeft op informatie over zijn kinderen.
De adoptiefouders, die als verweerders optreden, hebben het beroep van de biologische ouders bestreden. Zij stellen dat de man geen rechtens te respecteren belang heeft bij zijn verzoek, omdat hij tot 2004 niet op de hoogte was van het bestaan van de minderjarigen. Het hof heeft de argumenten van de adoptiefouders overwogen en geconcludeerd dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de biologische ouders en de minderjarigen. Het hof heeft de gronden van de rechtbank overgenomen en benadrukt dat louter biologisch ouderschap onvoldoende is voor het verkrijgen van omgangsrecht.
Het hof heeft begrip voor de positie van de biologische ouders, maar oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij zich neerleggen bij de huidige situatie en wachten tot de minderjarigen zelf aangeven contact te willen. De uitspraak van het hof bevestigt dat de verzoeken van de biologische ouders niet kunnen worden toegewezen, omdat er geen bewijs is van een bestaande relatie die recht geeft op omgang.
De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij het belang van de minderjarigen voorop staat. De uitspraak is een bevestiging van de eerdere beslissing van de rechtbank, die de verzoekers ook niet-ontvankelijk had verklaard in hun verzoeken.