Uitspraak
GERECHTSHOF TE ’s-GRAVENHAGE
derde meervoudige belastingkamer
[X]te [Z] tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Grote ondernemingen Utrecht van de Belastingdienst, thans de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, tegen de na te noemen aanslag.
1.Aanslag en bezwaar
2.Loop van het geding
3.Vaststaande feiten
Basissalaris
Basissalaris
Afkoopsom
Afkoopsom
20
1
4.Omschrijving geschil en standpunten van partijen
- ten onrechte het opleggen van een naheffingsaanslag in de loonbelasting over het jaar 1997 aan [A] voor zover betrekking hebbend op de imagerechten, achterwege is gebleven;
- sprake is van een gecoördineerde actie van de Belastingdienst waarvan de onderhavige aanslag onderdeel uitmaakt;
- sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel in verband met de fiscale afdoening van de zaak van [P] en [Q] ., dan wel anderszins in strijd is gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur;
- sprake is van een nettoloonafspraak met [A] ;
- belanghebbende schade heeft geleden ter zake van het niet opleggen van een naheffingsaanslag in de loonbelasting over het jaar 1997 aan [A] ;
- belanghebbende niet in dit jaar de bijgeschreven rente over het jaar 1997 op het tegoed bij [E] heeft genoten;
- bij het horen van de getuigen ten onrechte is afgeweken van de door belanghebbende voorgestane volgorde;
- de Inspecteur na het horen als getuige niet meer kan optreden als procespartij;
- sprake is van schending van het voorschrift inzake het verschijnen van de Inspecteur als getuige;
- sprake is van schending van een of meer beginselen van behoorlijke procesvoering, en
- de Inspecteur ten onrechte heffingsrente in rekening heeft gebracht.
5.Conclusies van partijen
6.Overwegingen omtrent het geschil
7.Proceskosten
8.Beslissing
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.