ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8354

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1593-D-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Gerretsen-Visser
  • J. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overmaking van geleend geld door bewindvoerder

In deze zaak heeft de bewindvoerder hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Dordrecht, waarin zijn verzoek tot overmaking van een geldbedrag van de rekening van zijn onderbewind gestelde vader, [X], naar zijn eigen rekening werd afgewezen. De bewindvoerder had op 27 december 2005 hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van 28 september 2005. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2006 heeft de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.A. Visser, zijn standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnotitie.

De kern van het geschil betreft de afwijzing door de kantonrechter van het verzoek van de bewindvoerder om een bedrag van € 30.548,18 of ƒ 25.000,-/€ 11.344,51 over te maken van de rekening van de rechthebbende [X] naar zijn eigen rekening. De bewindvoerder stelt dat de kantonrechter de overeenkomst van geldlening restrictief heeft uitgelegd en dat de beslissing innerlijk tegenstrijdig is. De overeenkomst van geldlening, afgesloten op 4 september 1988, houdt in dat de bewindvoerder een bedrag van ƒ 25.000 aan [X] heeft verstrekt, met als onderpand diens garage.

Het hof heeft geoordeeld dat de bewindvoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in geldnood verkeert en dat hij het geld nodig heeft. Het hof heeft de argumenten van de bewindvoerder, waaronder zijn hoge buitengewone lasten, niet overtuigend geacht. Gezien deze overwegingen heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen. De uitspraak is gedaan door mrs. van Nievelt, Gerretsen-Visser en Punselie, en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 31 januari 2007
Rekestnummer : 1593-D-05
Rekestnummer rechtbank : 05-612
[appellant],
wonende te Papendrecht,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
procureur mr. P. Quist.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De bewindvoerder is op 27 december 2005 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank, sector kanton, locatie Dordrecht, van 28 september 2005.
Van de zijde van de bewindvoerder zijn bij het hof op 5 december 2006 en 7 december 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 13 december 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.A. Visser. De bewindvoerder heeft het woord gevoerd, mr. Visser onder meer aan de hand van een bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te Dordrecht.
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep geen grief is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de afwijzende beslissing van de kantonrechter op het verzoek tot overmaking van een geldbedrag ten laste van de rekening van de (sinds 20 januari 2005) onderbewind gestelde [X] (verder: de rechthebbende), vader van de bewindvoerder, ten gunste van diens (de bewindvoerders) rekening.
2. De bewindvoerder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, hem toe te staan dat hetzij een bedrag ad € 30.548,18, te weten het leningsbedrag vermeerderd met rente, hetzij een bedrag ad ƒ 25.000,-/€ 11.344,51, te weten het leningsbedrag, van de rekening van de rechthebbende [X] naar de bewindvoerder wordt overgemaakt.
3. De bewindvoerder is van mening dat de beslissing van de kantonrechter innerlijk tegenstrijdig is en voorts dat de kantonrechter de overeenkomst van geldlening restrictief heeft uitgelegd.
4. Het hof overweegt als volgt.
5. De overeenkomst van geldlening van 4 september 1988 houdt in dat [de bewindvoerder] een bedrag van ƒ 25.000 aan [X], de rechthebbende heeft verstrekt, met als onderpand diens garage. In de overeenkomst is onder meer bepaald dat de minimale looptijd van de lening 15 jaar bedraagt, dat de lening daarna opeisbaar is ‘voor zover [de bewindvoerder] het geld nodig heeft’ en dat [X] na 15 jaar te allen tijde het recht heeft de lening af te lossen.
6. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de bewindvoerder, mede in aanmerking genomen de specifieke omstandigheden van het geval, ook in hoger beroep onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ‘in geldnood verkeert’ en derhalve het geld nodig heeft. Het enkele feit dat er aan zijn zijde al jaren sprake is van zeer hoge buitengewone lasten, ten bewijze waarvan de bewindvoerder zijn aangiften IB 2003 en 2004 heeft overgelegd, heeft het hof niet overtuigd.
7. Hetgeen de bewindvoerder verder nog heeft aangevoerd, behoeft na het vooroverwogene geen bespreking meer.
8. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
9. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Gerretsen-Visser en Punselie, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2007.