ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8660

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349-M-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Tanja van den Broek
  • Van den Wildenberg
  • Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang tussen vader en kinderen na seksueel misbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, die gedetineerd is, had in hoger beroep de beslissing van de rechtbank te Middelburg aangevochten, waarbij de omgang met zijn kinderen was beëindigd. De moeder van de kinderen, die zich zorgen maakte over de gevolgen van omgang met de vader, heeft de beëindiging van de omgangsregeling ondersteund. Het hof heeft vastgesteld dat de vader op grove wijze misbruik heeft gemaakt van zijn gezag, wat heeft geleid tot ernstige trauma's bij de kinderen. De kinderen hebben psychologische hulp nodig gehad en hebben aangegeven geen contact met de vader te willen. Het hof heeft geconcludeerd dat omgang met de vader ernstige nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van de kinderen zou hebben. De vader heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft niet ingezien wat de gevolgen daarvan zijn voor de kinderen. Het hof heeft daarom besloten om de vader het recht op omgang met zijn kinderen te ontzeggen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het verzoek van de vader om de omgangsregeling te herzien afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de bescherming van de kinderen en de noodzaak voor de vader om zijn gedrag te erkennen voordat er enige vorm van contact kan zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 januari 2007
Rekestnummer : 349-M-06
Rekestnr. rechtbank : 04/1329
[verzoeker],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “[x]” te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. E.D. Drok,
tegen
[verweerster],
wonende te Sint Annaland, gemeente Tholen,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. A.M.M. van der Valk.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Middelburg,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 16 maart 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Middelburg van 21 december 2005.
De moeder heeft op 6 november 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 4 oktober 2006 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 27 november 2006 een beschikking van de rechtbank te Middelburg van 24 augustus 2005 en een beschikking van dit hof van 26 juli 2006 doen toekomen.
Op 6 december 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.P. van Elswijk, de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.A.M. Raaijmaakers-Rottier, en namens de raad C.M.J. Vandenbooren. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
[kind 2], geboren op 10 januari 1992, hierna te noemen [kind 2], en [kind 3], geboren op 7 november 1993, hierna te noemen [kind 3], hebben schrifte-lijk hun mening ten aanzien van de omgangsregeling kenbaar gemaakt. [kind 1], geboren op 19 mei 1989, hierna te noemen [kind 1], en [kind 4], geboren op 9 mei 1996, hierna te noemen [kind 4], hebben geen gebruik gemaakt van de door het hof geboden gelegenheid om hun mening ten aanzien van de omgangsregeling kenbaar te maken.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is beëindigd en een informatieregeling is vastgesteld.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de vader en [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4].
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek af te wijzen. De moeder bestrijdt zijn beroep.
3. De vader meent dat de rechtbank ten onrechte de omgangsregeling heeft beëindigd. Het einde van de omgang heeft voor de vader verstrekkende gevolgen. De vader heeft zijn gevangenisstraf aanvaard, maar het feit waarvoor hij is veroordeeld dient niet in te houden, dat hem in de toekomst elke omgang met al zijn kinderen wordt ontzegd. Omgang zal na de detentie, die in december 2007 eindigt, zorgvuldig moeten worden opgebouwd, maar dit wordt door de rechtbank zonder meer terzijde geschoven door elke omgang nu al uit te sluiten. Uitsluiting is niet in het belang van de kinderen. De vader wil nu ook al graag omgang, onder begeleiding van een derde, en de vader vindt het jammer dat de raad geen onderzoek naar de mogelijkheden heeft gedaan. De vader stelt voorts dat hij slechts mondjesmaat informatie over de kinderen ontvangt. Hij wil graag eenmaal per kwartaal een foto ontvangen.
4. De moeder wil dat de omgangsregeling beëindigd wordt en stelt daartoe het volgende. Alle kinderen hebben te lijden gehad van het gedrag van de vader. De moeder vreest bij alle kinderen een forse terugslag als er weer omgang zou zijn met de vader. De vader heeft geen inzicht in zijn handelen getoond. Tijdens de mondelinge behandeling bij dit hof van 21 juni 2006 van het verzoek om de vader uit het ouderlijk gezag te ontzetten, achtte de raad contactherstel uitgesloten. Het leefpatroon van de kinderen begint net weer een beetje normaal te worden en dit zou worden verstoord als er contact met de vader zou zijn. [kind 2] en [kind 3] willen geen contact, [kind 4] heeft nog niet aangegeven aan contact behoefte te hebben en [kind 1] is daarover in dubio. Het zou niet goed zijn als sommige kinderen wel en andere geen contact zouden hebben met de vader. Het is overigens Jeugdzorg dat informatie over de kinderen aan de vader verstrekt.
5. De raad heeft ter terechtzitting van het hof het volgende verklaard. De vader heeft zijn gezag als ouder misbruikt en dat heeft nogal wat consequenties gehad. (De oudste – thans meerderjarige – dochter) [x], [kind 1] en [kind 2] zijn door zijn handelen zeer beschadigd en hebben alle drie deskundige hulp en begeleiding nodig. De jongste kinderen hebben de minste last van het gedrag van de vader gehad, maar ook zij hadden te lijden onder zijn boosheid en strengheid. De vader neemt nog steeds geen verantwoordelijkheid voor zijn daden. Zolang hij zijn handelen en de gevolgen daarvan voor de kinderen niet erkent, kan er van contact tussen de vader en de kinderen geen sprake zijn, aldus de raad.
6. Het hof overweegt het volgende. Uit de stukken is gebleken dat de vader op grove wijze misbruik van zijn gezag heeft gemaakt en dat de kinderen daarvan enorm te lijden hebben gehad. Zowel [x], [kind 2] als [kind 1] zijn door zijn handelen zodanig getraumatiseerd, dat zij zich onder behandeling van een psychiater hebben moeten stellen. Voor de jongste twee kinderen zijn de boosheid en strengheid van de vader schadelijk geweest. Ter terechtzitting van het hof heeft de vader er blijk van gegeven nog steeds geen verantwoordelijkheid voor zijn daden te nemen en niet in te zien wat de gevolgen ervan voor de kinderen zijn geweest. Naar zijn mening zijn de kinderen gehersenspoeld.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aanmerkelijke onrust en spanningen die, gezien de familiehistorie, omgang met de vader teweeg zal brengen, omgang ernstige nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van de kinderen zal hebben. Bovendien hebben [kind 2] en [kind 3] in hun brieven aan het hof te kennen gegeven ernstige bezwaren te hebben tegen omgang met de vader. Voorts acht het hof de vader kennelijk ongeschikt tot omgang, nu zijn gedrag in het gezin, waaronder het seksueel misbruik van [x], tot zodanige spanningen heeft geleid, dat alle kinderen daar de nadelige weerslag van ondervonden hebben en de vader er geen blijk van geeft dit in te zien. Dit alles brengt met zich mee dat omgang aan de vader moet worden ontzegd. Ten aanzien van de stelling van de vader dat de informatieregeling tot op heden niet wordt nagekomen overweegt het hof, dat de moeder ter terechtzitting bij monde van haar advocaat te kennen heeft gegeven achter de informatieregeling te staan. Daaruit begrijpt het hof dat zij zich voor de uitvoering ervan zal blijven inzetten. Ten aanzien van het verzoek van de vader om de informatieregeling uit te breiden in die zin, dat hem eens per kwartaal een foto van de kinderen zal worden gestuurd, is het hof van oordeel, afgezien van het feit dat in het petitum van het beroepsschrift van de vader dit verzoek niet te lezen valt, dat het met een dergelijke frequentie sturen van een foto niet in het belang van de kinderen is.
7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die de omgang betreft en in zover-re opnieuw beschik-kende:
ontzegt de vader het recht op omgang met [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voor-raad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Tanja-van den Broek, Van den Wildenberg en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Martens als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2007.