ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8760

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
399-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stille
  • M. van Nievelt
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van hoger beroep in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep met rekestnummer 399-H-06. De zaak betreft de tijdigheid van het hoger beroep dat door de man is ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 15 november 2005. De man stelde dat hij tijdig in hoger beroep was gekomen, omdat hij pas op 27 december 2005 door een brief van het LBIO op de hoogte was gesteld van de inhoud van de beschikking. Hij meende dat de beroepstermijn pas na deze datum was ingegaan.

De vrouw, verweerster in hoger beroep, betwistte dit en stelde dat de beroepstermijn was aangevangen op 25 november 2005, de datum waarop de beschikking aan de man was betekend. De vrouw voerde aan dat de termijn op 25 februari 2006 eindigde en dat het beroepschrift pas op 27 maart 2006 was ingediend, wat te laat was. Het hof heeft vastgesteld dat de man inderdaad een afschrift van de beschikking had ontvangen en dat hij op de hoogte was van de procedure. Het hof concludeerde dat de man niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden na de uitspraak in hoger beroep was gekomen.

Daarom heeft het hof de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de rechters A. Stille, M. van Nievelt en H. Husson, met mr. Sierksma als griffier. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken tijdens de zitting op 17 januari 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 januari 2007
Rekestnummer. : 399-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-4956
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur voorheen mr. J. de Koning, die zich als zodanig heeft onttrokken,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E.P.D. van Grondelle.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 27 maart 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 15 november 2005, welke beschikking aan hem - niet in persoon - is betekend op 25 november 2005.
De vrouw heeft op 8 mei 2006 een verweerschrift ingediend.
Op 20 december 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen is: de man. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens haar is verschenen haar procureur. De man en de procureur van de vrouw hebben het woord gevoerd.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De man is op 27 maart 2006 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 15 november 2005. Hij stelt dat hij tijdig in hoger beroep is gekomen. Hij voert daartoe aan dat hij eerst door een brief van het LBIO van 27 december 2005 op de hoogte is gekomen van de inhoud van de bestreden beschikking, en dat de beroepstermijn eerst met ingang van de dag, volgende op 27 december 2005, is gaan lopen.
2. De vrouw stelt dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep. Zij voert daartoe aan dat de beroepstermijn een aanvang heeft genomen op 25 november 2005, zijnde de dag waarop de bestreden beschikking aan de man is betekend; dat de beroepstermijn eindigde op 25 februari 2006 en dat het beroepschrift eerst op 24 (het hof leest: 27) maart 2006, en derhalve te laat, is ingediend.
3. Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 806 Rv kan hoger beroep worden ingesteld door verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Het gaat daarbij om een procespartij als bedoeld in artikel 805 Rv, te weten degene aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden. Dat aan de man een afschrift is gezonden van het verzoekschrift blijkt uit de beschikking waarvan beroep.
Voorts is het aan het hof ambtshalve bekend dat afschriften van beschikkingen van de rechtbank worden gezonden aan de opgeroepen partijen. Nu de man ten tijde van de aanvang van de procedure in eerste aanleg én in hoger beroep woonde aan het adres [x] te [woonplaats] en de man voorts ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in eerste aanleg een oproep van de rechtbank heeft ontvangen, gaat het hof ervan uit dat aan de wettelijke vereisten is voldaan zodat het hoger beroep niet binnen de vereiste termijn van drie maanden na de uitspraak en derhalve niet tijdig is gedaan. De man zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, van Nievelt en Husson, bijgestaan door mr. Sierksma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2007.