2. Het geschil gaat over het volgende.
2.1. [werkneemster], geboren op [….] 1963, is op 18 februari 2002 in dienst getreden bij Maatzorg als verzorgingshulp B.
2.2. De functie van verzorgingshulp B houdt in het verrichten van werk-zaam-heden bij hulpbehoevenden thuis.
2.3. In het kader van haar werkzaamheden diende [werkneemster] zich van huis naar huis te verplaatsen, hetgeen zij deed per fiets. De tijd die daarvoor benodigd was, werd beschouwd als werktijd en werd door Maatzorg uitbetaald.
2.4. Op 6 januari 2003 is [werkneemster] tijdens werktijd bij het fietsen van de ene hulpbehoevende naar de andere hulpbehoevende gevallen, als gevolg van gladheid op de openbare weg.
2.5. Bij voornoemd eenzijdig ongeval heeft [werkneemster] een dubbele fractuur (een spiraalbreuk) van het scheenbeen opgelopen.
2.6. [werkneemster] lijdt door het ongeval schade en is daarvoor niet verzekerd.
2.7. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is vanwege een reorganisatie bij beschikking van de rechtbank van 23 september 2004 ontbonden per 1 december 2004. [werkneemster] heeft hierbij een vergoeding conform het destijds geldende sociaal plan ontvangen, waarbij voornoemde schade uitdrukkelijk niet is betrokken.
2.8. (De gemachtigde van) [werkneemster] heeft Maatzorg onder meer bij brief van 27 januari 2005 aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval.
2.9. Bij brief van 2 februari 2005 heeft (de verzekeraar van) Maatzorg meegedeeld dat geen aansprakelijkheid wordt erkend.
2.10. Bij dagvaarding in eerste aanleg van 23 februari 2005 heeft [werkneemster] gevorderd:
I. voor recht te verklaren dat Maatzorg aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit het verkeersongeval dat [werkneemster] op 6 januari 2003 heeft bekomen;
II. Maatzorg te veroordelen tot een schadevergoeding, nader op te maken bij staat;
III. Maatzorg te veroordelen in de kosten van het geding.
2.11. De rechtbank heeft in het vonnis van 16 juni 2005 onder meer overwogen dat Maatzorg in beginsel op grond van artikel 7: 658 BW aansprakelijk is voor de door [werkneemster] ten gevolge van het ongeval geleden schade, tenzij Maatzorg aantoont dat zij de in lid 1 van bedoeld artikel genoemde verplichtingen is nagekomen. Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat Maatzorg aan haar zorgverplichting ex artikel 7: 658 BW heeft voldaan en geconcludeerd dat de vordering op de primaire grondslag van voornoemd artikel niet kan slagen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat nu in casu het ongeval plaatsvond tijdens de uitoefening van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst van Maatzorg als goed werkgever verlangd mocht worden, dat zij de risico’s die aan het vervoer voor [werkneemster] als haar werknemer verbonden waren tot een minimum zou beperken. Het is daarbij niet van (doorslaggevend) belang of sprake is van vervoer met een motorvoertuig dan wel met een fiets, nu de kans op het ontstaan van een ongeval bij beide vervoermiddelen zonder meer bestaat en bij een fietser – gelet op diens relatief kwetsbare positie in het verkeer – zelfs in versterkte mate aanwezig kan worden geacht. Teneinde haar medewerkers er toe te brengen risico’s tijdens het vervoer (behorende tot de werkzaamheden) te mijden, mag van Maatzorg verlangd worden deze medewerkers effectief te waarschuwen voor bijzondere risico’s en de mogelijke gevolgen daarvan. En voor het geval een risico zich desondanks zou verwezenlijken mag van Maatzorg als goed werkgever verlangd worden de gevolgen daarvan voor haar rekening te nemen, al dan niet door het te voren afsluiten van een adequate verzekering. De rechtbank heeft aansprakelijkheid op grond van artikel 7: 611 BW aangenomen, de verklaring voor recht toegewezen en heeft Maatzorg veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en de proceskosten.
2.12. Ter zitting bij het hof heeft [werkneemster] verklaard thans voltijds receptie-werkzaamheden (bij een andere werkgever) te verrichten.