ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8897
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep kort geding
- J.M.E. In ’t Velt-Meijer
- A.A. Schuering
- T.L. Tan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over pensioenafdracht en beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [werknemer] tegen Introp Holding B.V. De zaak betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de achterstallige pensioenafdrachten. [werknemer] is op 1 december 1997 in dienst getreden bij Introp als managing director Leisure, met een salaris van € 10.460,23 bruto per maand. In de periode voorafgaand aan de beëindiging van zijn dienstverband heeft [werknemer] herhaaldelijk aangegeven dat er geen pensioenafdrachten zijn gedaan door de werkgever sinds 1 januari 2003. Dit leidde tot een geschil over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de pensioenverplichtingen.
De kantonrechter had eerder de vorderingen van [werknemer] afgewezen, omdat hij de afloop van een bodemprocedure te ongewis achtte. In hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat er geen overeenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het hof oordeelde dat [werknemer] niet had ingestemd met de beëindiging, omdat er onduidelijkheid bestond over de pensioenregeling en de datum van beëindiging. Het hof heeft de vordering van [werknemer] tot doorbetaling van zijn loon toegewezen, met wettelijke rente, en Introp veroordeeld in de kosten van beide instanties.
Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en oordeelde dat Introp verplicht was om het overeengekomen loon aan [werknemer] te betalen, totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig zou zijn beëindigd. De zaak benadrukt het belang van duidelijke afspraken over pensioenverplichtingen en de beëindiging van arbeidsovereenkomsten.