ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8939

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200293006
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als rechtvaardigingsgrond bij schietincidenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte, geboren op Curaçao in 1977 en thans gedetineerd, was betrokken bij een schietincident waarbij hij terugschoot op aanvallers die met vuurwapens op hem en zijn medepassagiers schoten. Het hof oordeelde dat het terugschieten door de verdachte onder de gegeven omstandigheden als een te rechtvaardigen reactie op de aanval kan worden beschouwd, waardoor het hof het onder 2 tenlastegelegde feit niet strafbaar achtte en de verdachte daarvan ontsloeg van alle rechtsvervolging. De andere tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en poging tot doodslag, werden echter wel bewezen verklaard. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat meerdere veroordelingen voor ernstige geweldsdelicten bevatte. Gezien de ernst van de feiten en de proceshouding van de verdachte, oordeelde het hof dat een fors hogere straf dan in eerste aanleg opgelegd gerechtvaardigd was. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof benadrukte dat de bewezenverklaarde feiten, vooral het afvuren van kogels in de richting van woningen en personen, de rechtsorde schokken en een gevoel van maatschappelijke onveiligheid veroorzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002930-06
Parketnummer: 10-690249-05
Datum uitspraak: 8 februari 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 12 mei 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1977,
thans gedetineerd in P.I. Noord - De Grittenborgh te Hoogeveen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
25 januari 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt:
Voor de feitelijke gang van zaken met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit acht het hof, gelet op hetgeen daarover door de verdachte, de medeverdachte en de getuigen [A] en [B] is verklaard, aannemelijk geworden dat de verdachte in elk geval met de medeverdachte naar de Bleyenbeekstraat te Rotterdam is gereden om, desverzocht, genoemde [A] en [B] naar huis te brengen, en niet met de bedoeling om een al dan niet geweldadige confrontatie aan te gaan met personen met wie de middag daarvoor op dezelfde locatie een woordenwisseling heeft plaatsgevonden en op welke gebeurtenis het onder 1 tenlastegelegde feit betrekking heeft.
Toen door (een) ander(en) op de auto waarin de verdachte en andere inzittenden zaten, werd geschoten, zijn de inzittenden [A] en [B] uitgestapt om achter een andere auto dekking te zoeken. De verdachte heeft, teneinde het directe levensgevaar voor zichzelf en de anderen af te wenden of te beëindigen, teruggeschoten in de richting van de plaats waar [X] en [Y] zich toen bevonden, de personen die, naar de verdachte in de gegeven omstandigheden op grond van zijn waarnemingen kon aannemen, in de richting van de auto hadden geschoten. Onder de geschetste omstandigheden was dit terugschieten door de verdachte een te rechtvaardigen reactie op de aanval met één of meer vuurwapens van anderen op hem en de andere inzittenden van de auto. Aan de verdachte komt derhalve een beroep op noodweer toe.
Op grond van vorenstaande is het hof van oordeel dat het onder 2 bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert. De verdachte moet derhalve terzake van dat feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van de verdachte voor het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte voor de onder 1, 2, 3 impliciet subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het hof stelt voorop, dat de bewezenverklaarde feiten, en met name feit 3, zeer ernstig zijn. Verdachte en zijn mededader hebben kogels afgevuurd in de richting van enkele woningen en personen. Het is slechts een gelukkig toeval dat de door verdachte en zijn mededader afgevuurde kogels slechts materiële schade hebben veroorzaakt en niemand (dodelijk) hebben getroffen. Een dergelijk feit schokt de rechtsorde en leidt tot een groot gevoel van maatschappelijke onveiligheid, met name bij de directe buurtbewoners. De gebeurtenis moet voor de ter plaatse aanwezige personen, onder wie een aantal kinderen, een traumatische ervaring zijn geweest waarvan de gevolgen nog lang kunnen nawerken.
Voorts stelt het hof, gelet op een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 29 december 2006, vast dat de verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten:
? op 13 juli 2004 veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf m.a. voor tweemaal handelen in strijd met de Wet wapens en munitie;
? op 18 september 2002 veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf m.a. voor poging tot doodslag;
? op 26 juni 2001 veroordeeld tot f 600,- /12 dagen hechtenis voor mishandeling;
? op 3 januari 2001 veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf m.a. waarvan 6 maanden voorwaardelijk voor bedreiging, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, tweemaal mishandeling en diefstal met geweld;
? op 1 april 1999 veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf m.a. waarvan 6 maanden voorwaardelijk voor bedreiging en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie;
? op 26 juli 1995 veroordeeld tot plaatsing gedurende 1 jaar in een inrichting voor buitengewone behandeling voor poging tot doodslag, tweemaal bedreiging en poging tot zware mishandeling;
? op 21 juni 1993 veroordeeld tot 6 maanden tuchtschool voor medeplegen poging tot doodslag.
Eén en ander heeft de verdachte er niet van heeft weerhouden thans weer soortgelijke delicten te plegen. Daarenboven wenst de verdachte, blijkens zijn proceshouding, ook geen verantwoordelijkheid voor zijn strafbare handelen te nemen.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat aan de verdachte voor de door hem gepleegde ernstige feiten een aanzienlijk hogere straf moet worden opgelegd dan de rechtbank heeft gedaan.
Het hof is dan ook van oordeel dat, mede gelet op de generale en speciale preventie, alleen een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en dan van na te melden duur passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45(oud), 47, 57, 285(oud) en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55(oud) van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart dat het onder 2 bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.M. Horstink,
mr. N. Schaar en mr. W.P.C.M. Bruinsma, in bijzijn van de griffier mr. S.A. Commandeur.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 februari 2007.