ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ9125

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/966
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Dusamos
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling met betrekking tot een hond in het kader van een echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage. De man had in eerste aanleg een omgangsregeling voor de hond verzocht, die door de voorzieningenrechter was toegewezen. De vrouw, die ook aanspraak maakte op de hond, heeft in hoger beroep de grieven van de man bestreden en zelf een incidenteel appel ingesteld. De man vorderde dat de hond uitsluitend bij hem zou verblijven, terwijl de vrouw eiste dat de hond bij haar zou blijven.

Het hof oordeelde dat de hond gemeenschappelijk eigendom was van beide partijen, wat inhield dat ieder recht had op gebruik van de hond. Het hof stelde vast dat er geen rechtsgrond was voor het vaststellen van een omgangsregeling voor de hond, en dat er evenmin aanleiding was om een beslissing te nemen over de verblijfplaats van de hond, zoals dat bij kinderen wel het geval kan zijn. De grieven van de man en de incidentele grief van de vrouw werden gezamenlijk behandeld, en het hof concludeerde dat de vorderingen van de man dienden te worden afgewezen.

Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de inleidende vordering van de man af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten droeg. Dit arrest werd uitgesproken op 14 februari 2007 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer :06/966
Rolnummer rb :KG 06/626
Datum uitspraak : 14 februari 2007
GERECHTSHOF TE ‘'S-GRAVENHAGE
Familiekamer
Arrest
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant, tevens incidenteel geïntimeerde,
verder te noemen: de man,
procureur mr D.P. van Rijn-Marijnis
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde, tevens incidenteel appellante,
verder te noemen: de vrouw,
procureur mr H.W. Lagraauw.
DE LOOP VAN HET GEDING
Bij exploot van 25 juli 2006 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te ‘'s-Gravenhage op 29 juni 2006 tussen partijen gewezen.
De man heeft twee grieven aangevoerd en gevorderd dat het hof bij arrest voor zover wettelijk mogelijk het vonnis van de voorzieningenrechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de door de voorzieningenrechter verleende voorziening zal afwijzen althans vernietigen en toe te wijzen dat [hond] ( hof :de hond ) uitsluitend verblijf zal hebben bij de man waarbij geen verblijf zal zijn bij de vrouw.
Bij conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel appel heeft de vrouw de grieven bestreden en gevorderd dat de man in zijn vorderingen niet-ontvankelijk wordt verklaard dan wel zijn vorderingen worden afgewezen met bepaling dat [hond] uitsluitend verblijf zal hebben bij de vrouw met uitsluiting van de man, althans een zodanige beslissing te nemen over de verblijfplaats van [hond] als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
Bij memorie van antwoord in incidenteel appel heeft de man de incidentele vordering van de vrouw bestreden.
Partijen hebben vervolgens hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
DE BEOORDELING IN PRINCIPAAL EN INCIDENTEEL APPEL
1.Tegen de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis is geen grief gericht zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan.
2.Het hof zal de grieven van de man en de incidentele grief van de vrouw gezamenlijk behandelen.
3. In geschil tussen partijen is de omgangsregeling met de hond, zoals door de vrouw gevraagd en door de voorzieningenrechter toegewezen, en de verblijfplaats van de hond.
4. Het hof stelt voorop dat de hond gemeenschappelijk eigendom is van partijen hetgeen met zich brengt dat ieder der partijen recht heeft op gebruik van de gemeenschappelijke eigendom. Aan partijen staat het vrij de verdeling in juridische zin van de hond te vragen, voor het vaststellen van een omgangsregeling bestaat naar het oordeel van het hof geen rechtsgrond. Deze vordering dient als niet op de wet gebaseerd te worden afgewezen. Evenmin is er reden naar analogie van de vaststelling van de ( voorlopige ) verblijfplaats van kinderen een beslissing te nemen ter vaststelling van de verblijfplaats van [hond]. De tweede grief van de man en de grief van de vrouw in incidenteel appel, die eveneens de verblijfplaats van [hond] aan de orde stelt, faalt.
5. Het hof ziet aanleiding in het gegeven dat deze procedure voortvloeit uit de tussen partijen bestaan hebbende huwelijksgemeenschap aanleiding de proceskosten te compenseren zodanig dat ieder de eigen kosten draagt.
Het hof,
In het principaal appel en het incidenteel appel:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage op 29 juni 2006 tussen partijen gewezen en
opnieuw rechtdoende in hoger beroep:
wijst de inleidende vordering alsnog af;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs van den Wildenberg, Dusamos en Husson en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.