GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 februari 2007
Rekestnummer. : 1405-D-05
Rekestnr. rechtbank : FA RK 04-7209
[De vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. H.J.A. Knijff,
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. C.A. Lucardie.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Dordrecht,
hierna te noemen: de raad.
HET VERDERE PROCESVERLOOP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 24 mei 2006, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking heeft het hof de behandeling van de onderhavige zaak aangehouden, teneinde de raad in de gelegenheid te stellen een aantal begeleide proefcontacten tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen, al dan niet in een omgangshuis, en is de raad verzocht het hof over het verloop van deze proefcontacten te rapporteren en te adviseren of het mogelijk is te komen tot een reguliere omgangsregeling. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
De raad heeft het hof bij brief van 30 november 2006 zijn raadsrapport van 9 november 2006 doen toekomen.
Op 17 januari 2007 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. A.H. van Leur, advocaat te Brielle, en de moeder, bijgestaan door mr. K. Ulmer, advocaat te Dordrecht. Namens de raad is verschenen de heer H.J. Ramstein. Partijen, hun raadslieden en de heer Ramstein hebben het woord gevoerd.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
8. In zijn rapport van 9 november 2006 stelt de raad dat er op basis van de observatiecontacten ernstige bezwaren blijken te zijn tegen een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige], omdat deze ernstig nadeel voor de ontwikkeling van [de minderjarige] zou opleveren.
De raad stelt dat het voornaamste bezwaar tegen omgang tussen de vader en [de minderjarige] gelegen is in het feit dat de moeder niet in staat blijkt te zijn om [de minderjarige] de ruimte te geven om de contacten met de vader als positief te beleven. De raad betoogt verder dat [de minderjarige] een sterk ontwikkeld loyaliteitsgevoel ten opzichte van de moeder heeft ontwikkeld, waardoor ze het contact met de vader geen vorm kan geven. De raad stelt voorts dat [de minderjarige] op dit moment een zeer negatief vaderbeeld heeft. De raad geeft aan dat de hiervoor genoemde factoren ervoor zorgen dat [de minderjarige] ernstig met zichzelf in de knoop komt door haar beleving van haar contacten met de vader en dat dit bezwaar een ernstige bedreiging vormt voor de geestelijke ontwikkeling van [de minderjarige]. Deze maakt naar de mening van de raad omgang met de vader onmogelijk. De raad acht het, gezien de opstelling van de moeder, die gedurende de afgelopen jaren niet is veranderd, onder de hiervoor genoemde omstandigheden onmogelijk de bezwaren op te heffen.
De raad adviseert het hof de oorspronkelijke beschikking van de rechtbank te Dordrecht te handhaven en het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] af te wijzen.
9. Ter zitting heeft de vader verklaard dat het rapport van de raad vragen oproept. Hij stelt dat het contact met [de minderjarige] altijd goed is verlopen en dat de moeder steeds weer met een nieuwe reactie kwam, waardoor er een omslag plaatsvond. De vader heeft verder verklaard dat de door de moeder geuite beschuldigingen van seksueel misbruik niet hebben geleid tot justitiële stappen en dat hij juist degene is geweest die bij de politie heeft aangedrongen op nader onderzoek naar aanleiding van vermeend seksueel misbruik van [de minderjarige] door zijn broer. De vader heeft tot slot verklaard dat hij graag een omgangsregeling wil met [de minderjarige], eventueel gefaseerd op te bouwen.
10. Ter zitting heeft de moeder verklaard dat zij zich zorgen maakt over eventueel sexueel misbruik en dat [de minderjarige] psychisch niet toe is aan omgang.
11. Ter zitting heeft de raad verklaard - en benadrukt - dat in het gehouden onderzoek niet is gebleken van enige contra-indicatie aan de zijde van de vader. De raad heeft voorts verklaard dat zijn advies uitsluitend is gericht op de belangen van [de minderjarige]. In dat kader heeft de raad aangegeven dat de moeder als de verzorgende ouder geen ruimte geeft voor contact met de vader als de niet-verzorgende ouder, en dat dit schadelijk is voor [de minderjarige].
12. Het hof oordeelt als volgt.
Het hof stelt bij zijn beslissing voorop dat uit de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep vooralsnog niet is gebleken van enige contra-indicatie voor omgang van de vader met [de minderjarige]. Echter, zowel uit de aan het hof overgelegde stukken als uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de vader en de moeder een heel andere beleving over het verleden hebben. Het verleden blijkt nog duidelijk tussen partijen in te staan, met als gevolg dat partijen nauwelijks met elkaar kunnen communiceren. Dit vormt, met inachtneming van alle specifieke omstandigheden van de onderhavige zaak, naar het oordeel van het hof een belemmering om thans een reguliere omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en [de minderjarige]. Het hof acht het zinvol dat partijen eerst onder leiding van een ervaren mediator trachten om gezamenlijk tot een oplossing te komen in het geschil dat hen verdeeld houdt. Gelet op het specifieke karakter van de problematiek en de ernst daarvan ziet het hof geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een forensische bemiddeling: het deskundigenonderzoek waarbij mediation(technieken) wordt (worden) ingezet. Het hof zal als deskundige benoemen mevrouw mr. J.A.M.J. Janssen, advocaat en N.M.I. mediator, Goudsesingel 202, 3003 DE Rotterdam ([telefoonnummer]), met de opdracht tussen de ouders te bemiddelen en gelijktijdig onderzoek te verrichten. Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan omtrent verloop en voortgang van het onderzoek.
13. Alvorens op het beroep te beslissen zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden tot 26 mei 2007 pro forma, teneinde het onderzoek en de bemiddeling door mevrouw Janssen te laten plaatsvinden, die de opdracht krijgt bemiddelingsgesprekken te voeren, met het doel de communicatie tussen partijen weer op gang te brengen en tot afspraken te komen omtrent de omgang van de vader met [de minderjarige]. De deskundige heeft zich bereid verklaard deze bemiddeling op zich te nemen.
14. Nu vast is komen te staan dat de ouders, die beiden op basis van een toevoeging procederen, de kosten van het deskundigenbericht niet zelf kunnen dragen, en het hof het noodzakelijk acht dat in het belang van [de minderjarige] de ouders weer leren met elkaar te communiceren, zullen de kosten van de deskundige voorlopig ten laste worden gebracht van het rijk. Het hof gaat er daarbij voorshands vanuit dat de kosten een bedrag van € 4.000,- inclusief omzetbelasting niet te boven zullen gaan. Mocht tijdens de behandeling aan de deskundige blijken dat het bedrag dreigt te worden overschreden, dan gaat het hof er vanuit dat de deskundige tijdig hierover met het hof in overleg zal treden.
15. De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek.
16. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
houdt de behandeling aan tot zaterdag 26 mei 2007 pro forma, ter fine als vermeld onder de rechtsoverwegingen 12 en 13;
benoemt tot deskundige mr. J.A.M.J. Janssen, advocaat en N.M.I. mediator, Goudsesingel 202, 3003 DE Rotterdam ([telefoonnummer]); het staat de deskundige vrij zich bij zijn onderzoek te laten bijstaan door een derde, zijnde een vakgenoot of een kantoorgenoot;
verzoekt de deskundige zo spoedig mogelijk het onderzoek aan te vangen;
bepaalt dat de kosten van de deskundige voorlopig ten laste komen van ’s rijks kas, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 14 bepaalde;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden: mr. A.J. Dusamos;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de ouders binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken ter beschikking van de deskundige zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige tijdig vóór de hierboven vermelde datum het hof schriftelijk zal rapporteren over het verloop en de resultaten van de mediation;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat de ouders door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Stille en Reinking bijgestaan door mr. Sierksma als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2007.