ECLI:NL:GHSGR:2007:BA0152

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
589-D-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. Dusamos
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afweging van belangen bij toescheiding van het huurrecht bij scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toewijzing van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning van partijen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de bestreden beschikking van de rechtbank te Dordrecht te vernietigen en te bepalen dat zij huurster zal zijn van de woning, terwijl de man, verweerder in hoger beroep, het beroep van de vrouw heeft bestreden en verzocht om afwijzing van haar verzoek.

De vrouw heeft aangevoerd dat zij de zorg heeft voor drie kinderen, waarvan twee minderjarig, en dat de man de woning vrijwillig heeft verlaten. De man heeft echter betwist dat hij de woning vrijwillig heeft verlaten en stelt dat hij onder druk van de ex-echtgenoot van de vrouw is vertrokken. Hij woont momenteel op wisselende adressen bij familie en betwist dat hij een nieuwe partner heeft.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak gewogen en geconcludeerd dat de belangen van de vrouw zwaarder wegen dan die van de man. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet heeft aangetoond dat hij een omgangsregeling heeft met zijn kinderen en dat zijn belang bij het verkrijgen van het huurrecht niet is aangetoond. Daarentegen heeft de vrouw voldoende aangetoond dat zij niet in aanmerking komt voor een voorrangsverklaring voor het verkrijgen van een andere woning.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 februari 2007
Rekestnummer. : 589-D-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-8117
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. A.M. van Kuijeren,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. E.J.P. Nolet.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 1 mei 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 1 maart 2006.
De man heeft op 13 juni 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 24 mei 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de man is bij het hof op 27 december 2006 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 12 januari 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. H.J. Naber, en de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Harent. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Dordrecht. In die beschikking is onder meer bepaald dat de man met ingang van 1 augustus 2006 de huurder zal zijn van de woonruimte aan [adres] te [woonplaats].
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de toewijzing van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning van partijen.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de man, te bepalen dat hij huurder zal zijn van de woning aan [adres] te [woonplaats], af te wijzen en te bepalen dat de vrouw huurster zal zijn van de echtelijke woning aan [adres] te [woonplaats].
3. De man bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof het beroep (naar het hof begrijpt) van de vrouw af te wijzen, dan wel de vrouw in het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
4. De vrouw stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het belang van de man bij toewijzing van het huurrecht van de woning groter is dan dat van de vrouw. Zij voert hiertoe aan dat zij nog minderjarige kinderen uit een eerder huwelijk heeft die bij haar wonen en dat de man de woning al geruime tijd geleden vrijwillig heeft verlaten. Voorts stelt zij dat de man inmiddels samenwoont met zijn nieuwe partner. Op grond van deze feiten en omstandigheden meent de vrouw dat haar belang zwaarder weegt dan het belang van de man. Bovendien, zo stelt de vrouw, komt zij niet in aanmerking voor een urgentieverklaring.
5. De man betwist dat hij de woning vrijwillig heeft verlaten en stelt dat hij onder bedreiging van de ex-echtgenoot van de vrouw de woning noodgedwongen heeft moeten verlaten. Voorts betwist de man dat hij samenwoont met een nieuwe partner. Hij woont thans op wisselende adressen bij familie. De man merkt op dat het niet van belang is of hij al dan niet vrijwillig de woning heeft verlaten. Een feitelijk vertrek uit de woning in verband met een echtscheiding heeft geen invloed op de positie van de echtgenoten als huurder of medehuurder. Ten aanzien van de door de vrouw overgelegde "afwijzing aanvraag voorrangsverklaring" stelt de man dat niet is gebleken dat de vrouw een juiste aanvraag heeft gedaan en dat tevens voor de vrouw de mogelijkheid openstaat om bezwaar te maken. De man betwist voorts nog de stelling van de vrouw dat hij makkelijk vervangende woonruimte kan vinden. Daartoe voert hij aan dat hij nog kinderen uit een eerder huwelijk heeft, en dat hij in verband met de omgangsregeling moet beschikken over een normale woning.
6. Het hof oordeelt als volgt. Ter zitting is gebleken dat de voormalige echtelijke woning aan [adres] te [woonplaats] te zijner tijd zal worden gesloopt. Thans verblijft de vrouw in die woning, tezamen met haar kinderen. De man heeft niet betwist dat hij reeds 19 maanden geleden uit de woning is weggegaan. Voorts is het hof van oordeel dat de man zijn stelling dat hij sindsdien op verschillende adressen verblijft, niet heeft aangetoond, zodat het belang van de man bij het verkrijgen van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning in dit opzicht niet vastgesteld kan worden. Naar het oordeel van het hof heeft de man evenmin aangetoond dat hij een omgangsregeling heeft met zijn kinderen uit een eerder huwelijk, zodat ook in dat opzicht niet vastgesteld kan worden dat de man belang heeft bij het verkrijgen van het huurrecht.
7. Daartegenover staat vast dat de vrouw de zorg heeft voor drie kinderen, waarvan er twee nog minderjarig zijn. Het hof acht het aannemelijk dat de kinderen, ongeacht hun leeftijd, gebaat zijn bij een vertrouwde leefomgeving. Voorts is naar het oordeel van het hof door de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet in aanmerking komt voor een voorrangsverklaring voor het met spoed verkrijgen van een andere woning.
8. Gelet op alle feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de belangen van de vrouw bij het verkrijgen van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning zwaarder wegen dan de belangen van de man. Mitsdien dient de bestreden beschikking te worden vernietigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft het huurrecht van de voormalige echtelijke woning van partijen aan [adres] te [woonplaats] en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het zelfstandig verzoek van de vrouw in eerste aanleg, inhoudende te bepalen dat het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan haar wordt toegescheiden, alsnog toe;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Dusamos en Labohm, bijgestaan door mr. Vermaas als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2007.