ECLI:NL:GHSGR:2007:BA0160

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
755-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Reinking
  • A. Pannekoek-Dubois
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en kinderen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader had verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank te vernietigen en om een nieuw deskundigenonderzoek naar het welzijn van de kinderen te gelasten. Dit verzoek werd gedaan in het kader van een eerder tussenbeschikking van het hof van 25 januari 2006, waarin bemiddeling tussen de ouders was voorgesteld. Echter, de vader had zijn medewerking aan deze bemiddeling stopgezet, onder andere vanwege de kosten. Het hof oordeelde dat een nieuw onderzoek naar het welzijn van de kinderen niet opportuun was, gezien de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en het gevoel van onveiligheid dat bij de kinderen was ontstaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2006 was de vader niet verschenen, terwijl de moeder en haar procureur wel aanwezig waren. De kinderen waren op 14 december 2006 in raadkamer gehoord en hadden aangegeven bang te zijn voor de vader en geen omgang met hem te willen. De moeder voerde aan dat een nieuw onderzoek niet in het belang van de kinderen zou zijn, omdat dit hen wederom veel spanning zou bezorgen en geen nieuwe informatie zou opleveren. Het hof concludeerde dat de kinderen het meest gebaat zouden zijn bij een gedragsverandering van de ouders, maar dat de kans op bemiddeling niet was benut.

Uiteindelijk heeft het hof de verzoeken van de vader afgewezen en de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het recht van de vader op omgang voor een bepaalde periode was ontzegd. Het hof oordeelde dat een omgangsregeling ernstige schade zou toebrengen aan de belangen van de kinderen, gezien de situatie en de angst die zij voor de vader voelden. De beslissing werd genomen met het oog op het welzijn van de kinderen, dat voorop staat in dergelijke zaken.

Uitspraak

Uitspraak : 14 februari 2007
Rekestnummer : 755-H-05
Rekestnr. rechtbank : 00-8226
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[De vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. E.M.H. Alkemade,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 25 januari 2006, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking is een deskundige benoemd om tussen de ouders te bemiddelen en is iedere verdere beslissing aangehouden.
Nadien is bij het hof, naast correspondentie van beide ouders over de betaling van de deskundige, van de zijde van de vader op 5 december 2006 een brief ingekomen.
Op 18 december 2006 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn: de procureur van de vader, en de moeder. De vader en de raad zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De procureur en de moeder hebben het woord gevoerd, de moeder onder meer aan de hand van bij de stukken gevoegde aantekeningen. [De minderjarige sub 1 ] en [de minderjarige sub 2], de kinderen van de ouders, zijn op 14 december 2006 in raadkamer gehoord.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De vader heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, het inleidend verzoek van de moeder af te wijzen en te bepalen, dat de ouders zullen meewerken aan bemiddeling en dat een nieuw deskundigenonderzoek naar het welzijn van de kinderen zal plaatshebben, waarbij alle (familie)omstandigheden in aanmerking worden genomen. De moeder heeft hiertegen (voor het eerst ter terechtzitting van het hof van 18 december 2006) verweer gevoerd.
2. Ter terechtzitting van 18 december 2006 is het hof gebleken dat bemiddeling, zoals bepaald in eerdergenoemde tussenbeschikking, niet heeft plaatsgehad en dat de vader uiteindelijk niet meer zijn medewerking aan de bemiddeling wil verlenen, onder meer vanwege de kosten daarvan.
3. Het hof dient nu nog te beslissen over de ontzegging van de omgang en het deskundigenonderzoek naar het welzijn van de kinderen.
4. De vader heeft aangevoerd, dat de rechtbank ten onrechte het recht op omgang voor twee jaar heeft ontzegd. Een ontzegging voor een bepaalde periode is alleen zinvol als gedurende die periode gewerkt wordt aan herstel van de omgang. Daarvan is geen sprake geweest. Volgens de vader doet de moeder er alles aan om hem uit het leven van de kinderen te weren. Hij verzoekt het hof een aanvullend deskundigenonderzoek te gelasten, omdat hij meent dat [de minderjarige sub 1 ] en [de minderjarige sub 2] hulp behoeven en deze niet krijgen.
5. De moeder heeft aangevoerd, dat een nieuw onderzoek niet in het belang van de kinderen is, omdat enerzijds het bij hen wederom veel spanning zal veroorzaken en anderzijds het geen nieuwe informatie zal opleveren. Voorts heeft zij gesteld dat zij samen met de kinderen de afgelopen twee jaren hard heeft gewerkt aan verwerking en herstel. Desondanks zijn de kinderen nog steeds bang en durven zij niet naar de vader. Omgang is de vader derhalve terecht ontzegd, aldus de moeder.
6. Het hof overweegt het volgende. De kinderen zijn tijdens de procedure al verschillende malen aan een onderzoek onderworpen. Zij hebben in raadkamer aan het hof te kennen gegeven nog steeds bang voor de vader te zijn en geen omgang met hem te willen. Het is voor het hof duidelijk dat de kinderen het meest gebaat zouden zijn bij een gedragsverandering van de ouders. De kans om via bemiddeling nader tot elkaar te komen hebben de ouders niet aangegrepen. In deze omstandigheden acht het hof een nieuw deskundigenonderzoek naar het welzijn van de kinderen niet opportuun. Voorts heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof terecht het recht van de vader op omgang voor een bepaalde periode opgeschort, nu het belang van de kinderen dat vorderde. Gelet op de ernstig verstoorde relatie van de ouders en het gevoel van onveiligheid dat daardoor bij de kinderen is ontstaan, zou een omgangsregeling zulke grote spanningen bij [de minderjarige sub 1 ] en [de minderjarige sub 2] teweeg hebben gebracht, dat hun belangen ernstig zouden zijn geschaad.
7. Dit brengt met zich, dat de verzoeken van de vader moeten worden afgewezen en dat beslist moet worden als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Reinking, Pannekoek-Dubois en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Martens als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2007.