Uitspraak : 28 februari 2007
Rolnummer : C06/00532
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
A r r e s t
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseresse,
procureur: voorheen mr. H.C. Grootveld, thans mr. W. Heemskerk,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur: mr. V.K.S. Budhu Lall.
Bij exploot van 06 maart 2006 met vier producties is eiseresse, hierna te noemen: [eiseres], opgekomen tegen het arrest van dit hof van 05 oktober 2005, rolnummer 2004/01386KG, hierna ook te noemen het bestreden arrest, tussen haar als appellante en gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde], als geïntimeerde gewezen.
Bij exploot van 10 april 2006 heeft [eiseres] het exploot van 06 maart 2006 hersteld ten aanzien van de datum waartegen [gedaagde] is opgeroepen.
Bij genoemd exploot van 06 maart 2006 heeft [eiseres] gevorderd dat het hof:
I. zijn arrest van 05 oktober 2005, rolnummer 2004/01386KG, tussen haar als appellante en gedaagde als geïntimeerde gewezen zal herroepen;
II. het geding tussen partijen zal heropenen en zal herstellen in de staat waarin partijen voor de uitspraak waren;
III. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
Bij conclusie van antwoord met acht producties heeft [gedaagde] de vorderingen bestreden en geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van [eiseres], althans tot het afwijzen van haar vorderingen als ongegrond en ongemotiveerd, en zo mogelijk en zo nodig tot het bekrachtigen van het vonnis van de voorzieningenrechter te Middelburg van 09 september 2004 en van het arrest van dit hof van 05 oktober 2005, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
Partijen heb-ben hun zaak op 01 december 2006 voor het hof doen bepleiten onder overlegging door de advocaat van [eiseres] van een pleitnotitie met een productie en door de advocaat van [gedaagde] van een pleitnotie met vijf producties, [eiseres] door mr. C.L. de Koeijer, advocaat te [woonplaats], en [gedaagde] door mr. J.G. Hage, advocaat te [woonplaats], waarna de procesdossiers aan het hof zijn over-ge-legd ter fine van arrest.
1. Bij vonnis van 09 september 2004, rolnummer 2004/00146, van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Middelburg is [eiseres] op vordering van [gedaagde] veroordeeld tot het (doen) opheffen van het op 22 juni 2004 op grond van het tussen partijen gewezen vonnis van 19 september 1990 onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [x], hierna de werkgever, op het salaris van [gedaagde] gelegde executoriale derden beslag.
2. Bij arrest van 05 oktober 2005 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en [eiseres] veroordeeld in de kosten in hoger beroep. Dit arrest is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan.
BEOORDELING VAN DE VORDERINGEN
1. [eiseres] stelt dat in de procedure welke heeft geleid tot het bestreden arrest door [gedaagde] bedrog is gepleegd zodat het door het hof dient te worden herroepen.
2. Zij voert daartoe aan - kort gezegd - het navolgende aan.
3. Nadat [eiseres] bij brief van mr De Koeijer van 28 november 2005 aan de werkgever laatstgenoemde aansprakelijk heeft gesteld voor de door haar geleden schade als gevolg van het - ondanks haar uitdrukkelijke opdracht daartoe - niet tijdig opheffen van het derdenbeslag, heeft de werkgever [eiseres] op 06 december 2005 per faxbericht aan mr De Koeijer medegedeeld:
Conform uw instructie in uw fax van 16 juli 2004 hebben wij in 2004 slechts éénmaal een bedrag van
€ 613,22 ingehouden op het salaris van onze werknemer [gedaagde]. Dit bedrag hebben wij op 19 juli 2004 reeds aan U overgemaakt. Tussen u en [x] was en is dus niets meer te verrekenen.
Doordat wij de loonrun van juli reeds omstreeks 15 juli hadden afgerond hebben wij het bedrag van het loonbeslag niet meer met het salaris van Dhr. [gedaagde] in juli kunnen verrekenen. Om geen vertraging in de afdracht van het loonbeslag te laten plaatsvinden heeft de werkgever (…) het bedrag van € 613,22 voorgeschoten. De feitelijke verrekening met het salaris van Dhr. [gedaagde] heeft derhalve in augustus plaatsgevonden en is dus alleen zichtbaar op de loonstrook van augustus.
4. [eiseres] stelt voorts dat zowel de voorzieningenrechter als het hof op basis van de stellingen van [gedaagde] er van zijn uitgegaan dat zowel in juli als in augustus 2004 als gevolg van dit beslag gelden op het salaris van [gedaagde] zijn ingehouden. Doordat [gedaagde] heeft verzwegen dat in juli 2004 geen bedragen op zijn loon zijn ingehouden, van welk feit hij als gevolg van de afspraak met zijn werkgever omtrent het voorschieten van het bedrag wel op de hoogte was, heeft hij zowel de rechtbank als het hof misleid. [eiseres] heeft op de pagina’s 3 en 4, sub 6, van de dagvaarding in dit geding, in dit verband nog verwezen naar pagina 3 van de memorie van antwoord in de appelprocedure waarin gevorderd werd het loonbeslag te doen opheffen en de reeds ingehouden bedragen te restitueren.
5. De vraag die blijkens de toelichting op de vorderingen van [eiseres] moet worden beantwoord is of [gedaagde] met betrekking tot de gang van zaken bij de uitvoering door de werkgever van het ten laste van [gedaagde] gelegde beslag feiten heeft verzwegen, terwijl hij wist of behoorde te weten dat [eiseres] niet met die feiten bekend was of redelijkerwijs bekend hoorde te zijn.
6. [gedaagde] heeft ontkend met zijn werkgever een afspraak te hebben gemaakt over het ‘voorschieten’ van enig bedrag. Hij stelt dat zijn werkgever een interne voorziening heeft getroffen waarvan hij, [gedaagde], niet op de hoogte was. Uit zijn salarisstrook over de maand augustus 2004 bleek voorts dat te zijnen laste een bedrag van € 613,22 zou worden ingehouden, welk bedrag bij de overmaking door de werkgever op zijn bankrekening ook bleek te zijn ingehouden.
7. Naar het oordeel van het hof blijkt uit het door [eiseres] gestelde niet dat [gedaagde] ten tijde van de procedure met betrekking tot het bestreden arrest op de hoogte was van de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de uitvoering van het door [eiseres] onder de werkgever ten laste van [gedaagde] gelegde beslag. In het bijzonder is niet gebleken dat [gedaagde] wist of behoorde te weten van de door de werkgever in zijn faxbericht van 06 december 2005 genoemde feiten en omstandigheden. Waar het in die procedure ging om een vordering van [gedaagde] tot opheffing van het gelegde beslag was voorts niet van belang dat hij in die procedure niet heeft medegedeeld dat in juli 2004 geen bedragen op zijn salaris zijn ingehouden.
8. [eiseres] heeft bewijs aangeboden van haar stellingen. Het hof zal dit aanbod afwijzen nu het gedaan is in zodanig algemene bewoordingen dat daaruit niet kan worden geconcludeerd van welke feiten en omstandigheden [eiseres] bewijs heeft aangeboden.
9. Op grond van het vorenstaande is niet gebleken dat aan de vereisten voor herroeping is voldaan, zodat de vordering daartoe, alsmede de daaruit voortvloeiende vorderingen moeten worden afgewezen.
10. Op grond van het vorenstaande ligt een veroordeling van [eiseres] in de kosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen, voor de hand.
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot deze uitspraak begroot op € 2930,--, gespeci-ficeerd als volgt:
€ 248,-- vastrecht,
€ 2.682,-- salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Stille, Pannekoek-Dubois en Ydema, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.