ECLI:NL:GHSGR:2007:BA1942

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/558
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Dusamos
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Redelijke gebruiksvergoeding voormalige echtelijke woning

In deze zaak gaat het om de redelijke gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning na de ontbinding van het huwelijk tussen de man en de vrouw. De man, appellant, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank te Middelburg, waarin een gebruiksvergoeding was toegekend. De man betwist dat de rechtbank een bedrag van € 2.000,00 in de verdeling heeft betrokken en stelt dat er geen definitieve regeling is getroffen op 24 april 2003. De vrouw, geïntimeerde, stelt echter dat er wel een overeenkomst was over de terugbetaling van bedragen en dat de man geen alimentatie betaalde, waardoor zij genoodzaakt was om spaargelden aan te spreken voor het levensonderhoud.

Het hof overweegt dat de huwelijksgoederengemeenschap op 5 oktober 2004 is ontbonden en dat de vrouw een bedrag van € 2.000,00 heeft aangewend voor levensonderhoud, waardoor dit bedrag niet meer in de verdeling hoeft te worden betrokken. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld. De vrouw heeft ook de hoogte van de gebruiksvergoeding betwist, die de man op € 13.999,68 heeft gesteld. Het hof oordeelt dat er geen algemene regels zijn voor het bepalen van de gebruiksvergoeding en dat rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval.

Het hof concludeert dat de rechtbank terecht de gebruiksvergoeding heeft laten ingaan op 1 november 2005 en dat de hoogte van de vergoeding redelijk is, gezien de financiële situatie van de vrouw en de zorg voor de kinderen. De kosten van de woning dienen door beide partijen gezamenlijk te worden gedragen, maar in dit geval is het redelijk dat de man de kosten tot de overdracht van de woning voor zijn rekening neemt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

Uitspraak : 14 februari 2007
Rolnummer : 06/558
Rolnr. rb. : 05.386
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
A r r e s t
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. M.L. Kleyn,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw
procureur mr. J.P. van Ginkel
HET GEDING
Bij exploot van 20 april 2006 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 8 maart 2006, van de rechtbank te Middelburg tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven (met producties) heeft de man 4 grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord (met producties) heeft de vrouw de grieven bestreden.
De partijen hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
Algemeen
1. Voorzover tegen de feiten geen grieven zijn gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze door de rechtbank in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. De man vordert dat het den Hove behagen op al de in deze memorie genoemde gronden het vonnis van 8 maart 2006 van de rechtbank te Middelburg, zoals in deze procedure is bestreden te vernietigen en rechtdoende in hoger beroep alsnog aan de man zijn oorspronkelijke vordering toe te kennen, hierbij rekening houdende met de vermeerdering van eis, zoals door de man op grond van de in sub 6 van het vonnis van de rechtbank gevorderde vergoeding hiervoren is gevorderd, tot een bedrag van € 26.893,20 althans op deze vordering in hoger beroep een arrest te wijzen als den Hove in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van geïntimeerde, de vrouw, in de kosten van de procedure.
Geldopname
3. In grief 1 leest het hof dat de man van mening is dat de rechtbank ten onrechte een bedrag van € 2.000,00 in de verdeling heeft betrokken. De man betwist dat partijen op 24 april 2003 een definitieve regeling hebben getroffen terzake de opnames van de rekeningen bij de bank. De man stelt dat de afspraak betrekking had op de liquiditeiten en niet op enige verdeling. In punt 12 van zijn memorie van grieven stelt hij dat het redelijk is indien een bedrag van
€ 4.000,00 in de verdeling wordt betrokken.
4. De vrouw stelt dat partijen op 24 april 2003 met elkaar zijn overeengekomen dat de vrouw
€ 2.000,00 zou terug storten en de man € 5.600,00. In punt 6 tot en met 10 van haar antwoord akte in eerste aanleg heeft de vrouw eveneens gesteld dat het de bedoeling van partijen is geweest om het geschil met betrekking tot de opnamen definitief af te wikkelen. Van verrekening op een later tijdstip is volgens de vrouw nooit sprake geweest. Volgens de vrouw betaalde de man in die periode nog geen alimentatie, zodat zij gedwongen is geweest om een gedeelte van de spaargelden te gebruiken ten behoeve van het levensonderhoud van het gezin. Dit is de reden geweest, dat de vrouw niet het volledige bedrag hoefde terug te betalen.
5. Het hof overweegt als volgt. Uit het bestreden vonnis volgt dat de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap op 5 oktober 2004 is ontbonden. Uit de stelling van de vrouw volgt dat partijen slechts een afspraak hebben gemaakt over de door hen beide gedane opnames ten tijde van het bestaan van de huwelijksgoederengemeenschap. In het kader van die afspraak is zij met de man overeengekomen dat zij € 2.000,00 op de gemeenschappelijke rekening zou terug storten. Door de man wordt in punt 9 van zijn memorie van grieven erkend dat de vrouw een bedrag van € 2.000,00 zou storten op de rekening nummer 47.04.28.276. Het hof leest in het betoog van de vrouw dat zij het resterende bedrag van € 2.000,00 - tijdens het bestaan van de gemeenschap - heeft aangewend voor haar levensonderhoud en dat van partijen kinderen en daarom niet meer in de verdeling behoeft te worden betrokken. Naar het oordeel van het hof volgt uit het betoog van de vrouw, dat op het moment van de vaststelling van de omvang van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap het bedrag van € 2.000,00 niet meer aanwezig was en derhalve niet in de verdeling behoeft te worden betrokken. Nu het bedrag van € 2.000,00 is verteerd behoeft het niet in de verdeling te worden betrokken.
Het hof is voorts van oordeel dat de man onvoldoende heeft gesteld dat de handelswijze van de vrouw jegens de gemeenschap onrechtmatig is geweest. Het aanwenden van gemeenschapsgelden voor het levensonderhoud van het gezin is niet onrechtmatig. Grief 1 treft geen doel.
Gebruiksvergoeding
6. De man stelt dat de rechtbank hem ten onrechte eerst per 4 oktober 2005 een gebruiksvergoeding heeft toegekend. Voorts is de man het niet eens met de hoogte van de gebruiksvergoeding. De man stelt in punt 45 van zijn memorie van grieven de gebruiksvergoeding op de helft van de huurwaarde te vermeerderen met € 100,00 voor het gebruik van de inboedel. Gedurende 32 maanden bedraagt de gebruiksvergoeding derhalve
€ 13.999,68. Voor de gebruiksvergoeding is volgens de man een wettelijke basis artikel 1:165 BW.
7. De vrouw heeft de vordering van de man gemotiveerd weersproken. De vrouw heeft ondermeer aangevoerd dat:
? Er geen algemene regel is voor het bepalen van de gebruiksvergoeding;
? Het niet redelijk is dat de vrouw voor de oude inboedel een gebruiksvergoeding moet voldoen van € 100,00 per maand;
? De financiële situatie van de vrouw vanaf het moment van het feitelijk uit elkaar gaan slecht is geweest;
? Betaling van een vergoeding met terugwerkende kracht de vrouw in grote betalingsproblemen brengt;
? De vrouw met zes kinderen in de woning woonde.
8. Het hof overweegt als volgt. Voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning kan na datum ontbinding van het huwelijk een redelijk gebruiksvergoeding worden toegekend. De wetgever heeft geen regels geformuleerd op grond waarvan de gebruiksvergoeding dient te worden vastgesteld. Bij de bepaling van de gebruiksvergoeding moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden van het betreffende geval. Uit de huwelijkse samenleving van partijen zijn 7 kinderen geboren. Na het feitelijk uit elkaar gaan van partijen, is de vrouw met 6 kinderen in de voormalige echtelijke woning blijven wonen. Het hof acht het redelijk dat de vrouw heeft onderzocht of zij in het kader van de verdeling de echtelijke woning kon krijgen toegedeeld onder verrekening van de overwaarde. Op basis van de gewisselde stukken acht het hof het aannemelijk dat de financiële positie van de vrouw vanaf het moment van het feitelijk uit elkaar gaan van de partijen moeilijk was en is. Rekening houdend met deze feiten en omstandigheden acht het hof het redelijk en billijk dat de rechtbank de gebruiksvergoeding eerst heeft laten ingaan op 1 november 2005. Voorts acht het hof het redelijk en billijk om voor wat betreft de hoogte van de gebruiksvergoeding uit te gaan van de helft van de overwaarde van de woning Singel 173 en een rendement van 4%. De man heeft dan een redelijke vergoeding gekregen van het door hem in de woning geïnvesteerde kapitaal.
Kosten woonhuis
9. De man is van mening dat de kosten van de woning van partijen gelijk tussen hen moeten worden gedragen. De man stelt op de vrouw een vordering te hebben ten titel van betaalde lasten van € 12.893,52. De vrouw heeft gesteld dat bij de berekening van de draagkracht van de man, terzake de kinder- en partneralimentatie, rekening is gehouden met het feit dat de man de lasten terzake de woning zou voldoen. De vrouw verwijst naar de beschikking van dit hof van 25 mei 2005, requestnummer 746/03.
10. Het hof overweegt als volgt. In beginsel dienen de kosten met betrekking tot het woonhuis van partijen, gedurende de periode van onverdeeldheid door partijen gezamenlijk te worden gedragen. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen woonde de vrouw met de zes kinderen in de woning. Bij de vaststelling van de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de vrouw en de kinderen heeft het hof er rekening meegehouden dat de lasten van het woonhuis zouden worden gedragen door de man. In dit specifieke geval is het hof van oordeel dat de redelijkheid en billijkheid met zich mede brengt dat de kosten van de gemeenschappelijke woning tot aan het moment van de overdracht van de woning voor rekening van de man dienen te komen.
Proceskosten
12. Gezien het feit dat er sprake is van ex – echtgenoten zal het hof de man niet in de kosten van dit hoger beroep veroordelen.
Bekrachtiging
13. Het bovenstaande brengt mee dat het vonnis onder aanvulling van de gronden moet worden bekrachtigd.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Middelburg tussen de partijen op 8 maart 2006 gewezen;
wijst het anders of meer gevorderde af;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat de partijen ieder de eigen kosten dragen;
Dit arrest is gewezen door mrs. Van den Wildenberg, Dusamos en Labohm en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.