ECLI:NL:GHSGR:2007:BA3361

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006398-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na veroordeling in eerste aanleg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 april 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, dat op 24 oktober 2005 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, maar ging in hoger beroep tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 april 2007 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die concludeerde tot vrijspraak van de verdachte voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsvoering in hoger beroep niet overtuigend was en heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij, die een bedrag van EUR 2.044,20 eiste. Het hof heeft deze vordering in hoger beroep behandeld, maar heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Het hof heeft ook bepaald dat de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan indienen. De beslissing van het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van alle beschuldigingen, waarbij het hof zich niet kon verenigen met de eerdere uitspraak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006398-05
Parketnummer: 09-530557-05
Datum uitspraak: 19 april 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van
24 oktober 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 april 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de verdachte terzake van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 2.044,20.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 1.294,20.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in zijn vordering.
Nu de verdachte terzake van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij, nu hij niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.M. Horstink,
mr. N. Schaar en mr. J.M. Huijgen, in bijzijn van de griffier mr. I. Appel.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 april 2007.