Rolnummer: 22-005299-06
Parketnummers: 12-700040-06, 12-708167-05 en 12-708242-05
Datum uitspraak: 3 mei 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 6 september 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
[adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 april 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (zoals hierna weergegeven), 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 eerste en tweede cumulatief bewezenverklaarde:
De voortgezette handeling van:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen en met geweld het slachtoffer overvallen in zijn woning. De ernst van een dergelijk feit spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting. Te verwachten valt dat het slachtoffer nog geruime tijd zal lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hem is aangedaan. Bovendien brengt het plegen van zulke feiten bij burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Daarnaast heeft de verdachte zowel cocaïne als een hoeveelheid hennep in zijn bezit gehad.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 maart 2007, meermalen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de hoogte van de door de rechtbank opgelegde straf op zichzelf passend kan worden geacht doch heeft matiging bepleit op de in de pleitnota aangegeven gronden.
Het hof overweegt daartoe dat de stelling van de raadsman geen steun vindt in het recht. Gelet op de straf die het hof aan de mededader zal opleggen en gegeven ieders aandeel bij de bewezenverklaarde overval zal het hof de door de rechtbank opgelegde straf enigszins matigen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 (oud), 3, 10 (oud) en 11 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 45, 56, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 (zoals hiervoor weergegeven), 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
33 (drieëndertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Wurzer, mr. Flint-Van Noort en mr. Mellema, in bijzijn van de griffier mr. Van der Linden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 mei 2007.