ECLI:NL:GHSGR:2007:BA6651

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1615-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • J. Kamminga
  • M. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van bewind over de goederen van een meerderjarige zoon na wijziging van omstandigheden

In deze zaak hebben ouders in hoger beroep gevraagd om de vernietiging van een eerdere beschikking van de kantonrechter, waarin hun meerderjarige zoon onder bewind was gesteld. De ouders stelden dat de omstandigheden van hun zoon, die op 24 september 1977 is geboren, inmiddels veranderd waren. In eerste aanleg was op 16 augustus 2006 door de kantonrechter in Leiden besloten om het vermogen van de zoon onder bewind te stellen, met benoeming van een stichting als bewindvoerder. De ouders, die in hoger beroep op 15 november 2006 zijn gekomen, voerden aan dat hun zoon zelfstandig kon leven en zijn zaken zelf kon regelen, en dat er geen grond meer was voor de onderbewindstelling.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in hun hoger beroep belang hebben, omdat zij hun verzoek tot wijziging van de onderbewindstelling hebben ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2007 hebben de ouders, bijgestaan door hun procureur, hun standpunt toegelicht. De stichting, die als bewindvoerder was aangesteld, heeft verklaard dat er na de uitspraak van de kantonrechter slechts één gesprek met de ouders heeft plaatsgevonden en dat zij geen informatie hebben verstrekt, wat de uitvoering van het bewind bemoeilijkte.

Het hof oordeelde dat de ouders niet konden klagen over de onderbewindstelling, omdat zij in eerste aanleg hadden gekregen wat zij verzochten. Echter, het hof concludeerde dat de gronden voor de onderbewindstelling niet langer aanwezig waren, aangezien de zoon in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het bewind beëindigd, met de verplichting voor de stichting om rekening en verantwoording af te leggen aan de kantonrechter te Leiden. De uitspraak werd gedaan door de rechters A. van den Wildenberg, J. Kamminga en M. van der Burght, en is uitgesproken op 9 mei 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 9 mei 2007
Rekestnummer : 1615-H-06
Rekestnr. rechtbank : 06-82982
[appellanten],
beiden wonende te Noordwijk aan Zee, gemeente Noordwijk,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
procureur voorheen mr. J.C. van Zundert, thans mr. E. Huineman-Lindt.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt
[belanghebbende 1]
wonende te Noordwijk aan Zee, gemeente Noordwijk,
hierna te noemen: [de bestrokkene];
2. Stichting Financiële Dienstverlening Zuid-Holland Noord,
kantoorhoudende te Noordwijkerhout,
hierna te noemen: de stichting;
[belanghebbende 3],
wonende te Noordwijk,
hierna te noemen: de broer van [de betrokkene];
[belanghebbende 4];
wonende te Wassenaar;
hierna te noemen: de zus van [de betrokkene].
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De ouders zijn op 15 november 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te ‘s-Gravenhage, vestiging Leiden, van 16 augustus 2006.
Er is geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de ouders zijn bij het hof op 12 maart 2007 en op 30 maart 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Op 18 april 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de ouders, bijgestaan door hun procureur, [de betrokkene], en namens de stichting mevrouw Van Lutterveld. De broer en de zus van [de bestrokkene] zijn, hoewel daatoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen maar hebben wel schriftelijk hun mening kenbaar gemaakt. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de procureur van de ouders onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
In hoger beroep is het volgende komen vast te staan. Bij verzoekschrift van 6 juli 2006 hebben de ouders de kantonrechter te Leiden verzocht de goederen, die aan [de bestrokkene], geboren op 24 september 1977, als rechthebbende (zullen) toebehoren, onder bewind te stellen, met benoeming van henzelf tot bewindvoerder.
Bij de bestreden beschikking is een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [de betrokkene] en is de stichting tot bewindvoerder benoemd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de onderbewindstelling van de goederen van [de betrokkene].
2. Nadat zij hun verzoek in hoger beroep hebben gewijzigd, verzoeken de ouders thans primair de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van [de betrokkene] af te wijzen, en subsidiair de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de stichting tot bewindvoerder is benoemd en, opnieuw beschikkende, henzelf tot bewindvoerders te benoemen.
3. De ouders stellen dat er geen grond is voor onderbewindstelling. [de betrokkene] is ontslagen uit de psychiatrische inrichting, hij woont zelfstandig, hij heeft inkomsten uit uitkering en uit studiefinanciering en hij is bezig zijn studie af te ronden. Hij heeft zijn leven weer opgepakt en is in staat zijn zaken zelf waar te nemen, aldus de ouders.
4. [de betrokkene] heeft ter terechtzitting van het hof verklaard geen bewindvoerder nodig te hebben en zelf zijn zaken te kunnen regelen.
5. De stichting heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat er na de uitspraak van de kantonrechter slechts één gesprek met de ouders heeft plaatsgehad, dat de ouders aan de stichting geen informatie hebben gegeven en dat de stichting daarvan in de uitvoering van het bewind hinder heeft ondervonden.
6. Het hof overweegt het volgende. De ouders komen in hoger beroep van een beslissing van de kantonrechter, waarmee zij – wat betreft het verzoek tot onderbewindstelling – hebben gekregen waarom zij hebben verzocht. Immers: overeenkomstig het inleidend verzoek van de ouders heeft de kantonrechter de goederen van [de betrokkene] onder bewind gesteld. Voor zover de ouders in hoger beroep erover klagen, dat de onderbewindstelling ten onrechte is uitgesproken omdat de grond voor onderbewindstelling steeds ontbroken heeft, faalt deze klacht. Een partij die spijt krijgt van haar in eerste aanleg toegewezen vordering, kan deze wegens gebrek aan belang niet redresseren door appel, ook niet door middel van eisvermindering.
7. Voor zover de ouders in hoger beroep stellen dat de grond voor onderbewindstelling inmiddels niet meer aanwezig is, overweegt het hof het volgende. Hoger beroep strekt niet uitsluitend tot een beoordeling van de juistheid van de in eerste aanleg gegeven beslissing, maar, binnen de grenzen van de rechtsstrijd in appel, tot een nieuwe behandeling en beslissing van de zaak. Daarbij heeft de appelrechter te oordelen naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing.
Partijen mogen in geval van veranderingen van omstandigheden in hoger beroep nova aandragen en de eis veranderen of vermeerderen, of het verweer veranderen of aanvullen. De ouders beroepen zich op een verandering van omstandigheden en komen in appel om hun verzoek te wijzigen. Het hof is van oordeel, dat de ouders hiermee belang hebben bij hun appel. Nu daarnaast niet is gebleken dat de verandering van het verzoek van de ouders in hoger beroep in strijd zou zijn met een goede procesorde, is het hof van oordeel dat de ouders in hun hoger beroep kunnen worden ontvangen.
8. Naar het oordeel van het hof is uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken, dat [de betrokkene] thans als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De grond voor onderbewindstelling als bedoeld in artikel 1:431 BW is thans niet meer aanwezig. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en beslissen als hierna vermeld. Het hof merkt daarbij nog op dat ter terechtzitting in appel is gebleken, dat ook de rechthebbende, [de betrokkene], instemt met de verzochte beëindiging van het bewind en dat de bewindvoerder zich niet tegen beëindiging heeft verzet. Dit is van belang, nu de in hoger beroep verzochte beëindiging de facto hetzelfde effect heeft als opheffing van het bewind.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
beëindigt het ingestelde bewind over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [de betrokkene] met ingang van de datum van deze beschikking;
draagt de stichting op ten overstaan van de kantonrechter te Leiden rekening en verantwoording af te leggen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Kamminga en Van der Burght, bijgestaan door mr. Martens als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2007.