ECLI:NL:GHSGR:2007:BA6751
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- C.G. Beyer-Lazonder
- M.H. van Coeverden
- T.L. Tan
- Rechtspraak.nl
Huurrecht: beoordeling van gebreken en huurprijsverlaging in huurgeschil tussen Stichting Woning Bedrijf Rotterdam en huurder
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen Stichting Woning Bedrijf Rotterdam (hierna: WBR) en [Partij A]. [Partij A] huurt sinds 23 juni 1994 een woning van WBR, met een kale huurprijs van € 372,44 per maand. In 2004 heeft [Partij A] een verzoek ingediend bij de huurcommissie voor een tijdelijke huurverlaging wegens gebreken aan de woning, specifiek aan het keukenblok. De huurcommissie heeft vastgesteld dat het keukenblok ernstig verouderd en versleten is, wat een tijdelijke huurverlaging tot 40% van de maximale huurprijs rechtvaardigt. WBR is het niet eens met deze uitspraak en vordert in hoger beroep dat de huurprijs op het oorspronkelijke bedrag wordt vastgesteld.
De rechtbank heeft in eerste aanleg WBR toegelaten tot bewijs dat [Partij A] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, wat zou hebben geleid tot de schade aan het keukenblok. Tijdens de zitting heeft het hof vastgesteld dat er geen geschil bestaat over het feit dat er een gebrek is aan de woning, maar dat partijen twisten over de oorzaak van dit gebrek. WBR stelt dat het gebrek is ontstaan door ruw gebruik door [Partij A] en zijn gezin, terwijl [Partij A] betoogt dat het keukenblok niet was aangepast aan het intensieve gebruik door zijn grote gezin.
Het hof oordeelt dat de huurcommissie terecht heeft geoordeeld dat de verhuurder verantwoordelijk is voor het vernieuwen van het keukenblok, en dat de tijdelijke huurverlaging gerechtvaardigd is. Het hof bekrachtigt het tussenvonnis van de rechtbank en verwijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam voor verdere afhandeling. WBR wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.