2.3 Van het ongeval is door de afdeling beveiliging van WF een zogenaamd dag- en nachtrapport opgemaakt, verder te noemen het dag- en nachtrapport. In dit rapport staat:
“No. 158/92 van zaterdag 6 juni 1992
13.10 uur Ongeval Via de alarmlijn meldt brandwacht [B], dienstdoende aan boord van het [motorschip]”, dat zich een ongeval heeft voorgedaan. [C] en [D] , begeven zich aan boord. [D] rapporteert: “Terplaatse gekomen hoorde ik het slachtoffer dat opgaf te zijn: [Partij A],. oud 33 jaar, van beroep lasser, in dienst van [X] en als zodanig tewerk gesteld bij WF. Hij verklaarde: “Ik wilde van een luikhoofd sb-zijde, afstappen. Ik stapte op de +/- 1 mtr. hoge kraanrail van het schip. Daardoor kwam ik ten val.” Door rappor¬teur werd geconstateerd , dat de knie ernstig gezwollen was. Naar aanleiding hier¬¬van is te 13.14 uur, een ambulance GGD besteld. Met behulp van de gewondenbak is [Partij A] van het dek naar de gereedstaande ambulance getrans¬porteerd waarna hij voor verdere behandeling is overgebracht naar het Schie¬land¬ziekenhuis. [E] (bedrijfsleiding) en [F](beveiliging) als¬mede [G] van [X] zijn in kennis gesteld. [G] zou de familie van [Partij A] in kennis stellen. [Partij A] droeg veiligheidsschoenen. Een onge¬val¬formulier is opgemaakt en zal worden toegezonden aan [H] en [I]. 15.25 uur Melding. Vanuit het Schielandziekenhuis wordt gemeld, dat de rechterknie van dhr. [Partij A] in het gips is gezet en dat hij per G.G.D. –ambulance naar zijn huisadres wordt vervoerd.”
2.4 De medische dienst van WF heeft een ongevalsrapport opgemaakt, verder te noemen het ongevalsrapport. Hierin onder “Beknopte omschrijving en plaats ongeval staat” vermeld: “tijdens het afstappen van luikhoofd aan boord van het [motorschip] op de rail van de dekkraan uitgegleden, vermoedelijk gescheurde knie¬band.”
2.5 Andere rapportages zijn destijds niet opgemaakt. Noch [X], noch WF heeft de arbeidsinspectie ingelicht omtrent het ongeval.
2.6 [Partij A] heeft veroordeling van WF tot betalen van de door het ongeval geleden schade gevorderd, op te maken bij staat. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen. Hiertegen is WF in hoger beroep gekomen.
3. De grieven hebben kennelijk ten doel het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.1 Beide partijen hebben een verschillende visie over de toedracht van het on¬ge¬val. Volgens WF wilde [Partij A] van een luikhoofd afstappen, stapte hij op een 1 me¬ter hoge kraanrail, gleed hij uit en kwam hij ten val. Volgens [Partij A] kreeg hij opdracht twee pakketten elektroden mee te nemen naar zijn werkplek, moest hij daarbij gebruik maken van een steile muurtrap waarbij hij slechts gebruik van één hand had omdat hij in de andere hand elektroden vast¬hield, verloor hij zijn evenwicht en viel hij. Nu partijen een verschillende visie hebben op de toedracht van het ongeval, rust op WF de bewijslast van de door haar gestelde toedracht van het ongeval. Bij arrest van dit hof in deze zaak van 20 februari 2002 is geoordeeld dat het ziekte/ongevalsrapport 87/’92 en het dag- en nachtrapport d.d. 6 juni 1992, bezien in onderling verband en samenhang met het expertiserapport van 26 april 1995, voldoende bewijs opleveren om voorshands en behoudens tegenbewijs te kunnen aannemen dat [Partij A] op 6 juni 1992 tijdens het afstappen van het luikhoofd op de rails van de dekkraan ten val is gekomen. Het hof zal onderzoeken of WF, na door [Partij A] geleverd tegenbewijs, geslaagd geacht kan worden in het door haar te leveren bewijs.
4.2 De getuige [C] heeft verklaard, dat [Partij A] met gebarentaal duidelijk maakte dat hij van het luikhoofd naar beneden was gekomen op de kraanrail en vervolgens was uitgegleden, dat [Partij A] de stappen die hij daarbij gemaakt had, heeft aangewezen, dat het twee stappen zijn, vanaf de rand rondom het luik¬hoofd op de kraanrail en van de kraanrail naar het gangboord, dat hij op een of andere manier uit de gebaren van [Partij A] heeft afgeleid dat hij uitgegleden was op die kraanrail en dat hij zich geen Nederlands woord kan herinneren dat [Partij A] heeft gebruikt. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid van de verklaring van de getuige [C] te twijfelen. Het hof gaat dan ook van de juistheid van de verklaring van de getuige [C] uit.
4.3 Uit de verklaring van de getuige [C] kan worden afgeleid dat de passa¬ge uit het dag- en nachtrapport waarin staat dat [Partij A] een tussen aanhalings¬tekens vermelde verklaring heeft afgelegd, onjuist is. [Partij A] heeft deze verklaring niet afgelegd. Dit betekent dat door de verklaring van de getuige [C] volle¬dig tegenbewijs geleverd is tegen deze passage uit het dag- en nacht¬rapport.
4.4 Niet duidelijk is waar de beknopte omschrijving van het ongeval in het onge¬val¬srapport op gebaseerd is. Niet onwaarschijnlijk is dat deze beknopte omschrij¬ving gebaseerd is op de verklaring die [Partij A] volgens het dag- en nachtrapport zou hebben afgelegd. Nu WF niet heeft gesteld dat de beknopte omschrijving van het ongevalsrapport op iets anders is gebaseerd en zulks ook niet anders¬zins is gebleken, gaat het hof ervan uit dat de beknopte omschrijving in het onge¬valsrapport gebaseerd is op hetgeen [Partij A] volgens het dag- en nachtrapport zou hebben verklaard. Nu vast staat dat [Partij A] dit niet heeft verklaard, is volledig tegenbewijs geleverd tegen deze passage uit het ongevalsrapport. Nu niet gebleken is dat het expertiserapport van 26 april 1995 op iets anders is gebaseerd dan op het dag- en nachtrapport en op het ongevalsrapport, acht het hof ook volledig tegenbewijs tegen dit expertiserapport geleverd. Tevens acht het hof volledig tegenbewijs geleverd tegen het bewijs dat deze drie rapporten in onderling verband en samenhang opleveren.