ECLI:NL:GHSGR:2007:BA7404

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1118-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naamswijziging gehuwde vrouw en het voeren van haar eigen naam in het licht van het EVRM

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage tegen een beschikking van de rechtbank die de doorhaling van een buitenlandse huwelijksakte heeft gelast. De vrouw, gehuwd in Hongarije, heeft bij de huwelijksvoltrekking gekozen voor de geslachtsnaam van haar echtgenoot. Echter, zij stelt dat het haar bedoeling was om na het huwelijk de geslachtsnaam [naam x - y] te dragen. De rechtbank heeft haar subsidiaire verzoek tot doorhaling van de akte toegewezen, wat de ambtenaar in hoger beroep aanvecht. De ambtenaar betoogt dat de rechtbank ten onrechte de doorhaling heeft gelast, omdat de huwelijksakte primair bewijst dat het huwelijk heeft plaatsgevonden en de geslachtsnaam niet door de akte wordt bewezen. Het hof overweegt dat de ambtenaar onder specifieke omstandigheden Nederlands recht kan toepassen bij de inschrijving van een buitenlandse huwelijksakte. Het hof stelt vast dat de vrouw en haar echtgenoot, beiden met Nederlandse nationaliteit, gehuwd zijn in Hongarije en dat de vrouw niet op de hoogte was van de keuzemogelijkheden met betrekking tot haar geslachtsnaam. Het hof concludeert dat de ambtenaar zijn taak correct heeft vervuld, maar dat de onmogelijkheid van naamskeuze bij huwelijk discriminatie oplevert. Het hof gelast daarom de verbetering van de akte van inschrijving, zodat de geslachtsnaam van de vrouw ongewijzigd blijft, en vernietigt de bestreden beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 18 april 2007
Rekestnummer. : 1118-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-3131
De ambtenaar van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de ambtenaar,
gemachtigde: mr. R.D.F.M. Lambooy,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E. Grabandt.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De ambtenaar is op 17 augustus 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 22 mei 2006.
De vrouw heeft op 14 februari 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van het Openbaar Ministerie is bij het hof op 19 februari 2007 een conclusie ingekomen.
Op 21 februari 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: namens de ambtenaar zijn gemachtigde, alsmede mevrouw J.A.M. de Koning en de heer A.R. Baptiste. Verder zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. F.P. Slijkhuis. Als belanghebbende is de man verschenen. Namens het Openbaar Ministerie is verschenen de advocaat-generaal mr. S.A. Minks. Partijen, hun gemachtigde respectievelijk raadsvrouwe, de advocaat-generaal en de belanghebbende hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage. Bij die beschikking is de doorhaling gelast van de akte van inschrijving van een buitenlandse akte nummer [x] van het jaar 2004, voorkomend in de registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage, en is het meer of anders verzochte afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. De vrouw en de man zijn op 10 juli 2004 in Hongarije gehuwd. Bij de huwelijksvoltrekking heeft de vrouw blijkens de buitenlandse huwelijksakte gekozen voor de geslachtsnaam [naam x] van de man. Laatstbedoelde akte is op verzoek van de vrouw en de man op 7 december 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. De gekozen naam is bij de inschrijving in de haagse registers opgenomen bij het onderdeel:
“Geslachtsnaam na huwelijk”.
De vrouw stelt dat het altijd haar bedoeling is geweest dat zij na het huwelijk de geslachtsnaam [naam x - y] zou dragen. Zij heeft daarom de rechtbank primair verzocht tot het geven van een last aan de ambtenaar tot aanpassing van de registers met een akte inhoudende dat de naam van de vrouw wordt gewijzigd van [naam x] in “[naam x - y]”, subsidiair tot het geven van een last aan de ambtenaar tot doorhaling van de akte van 7 december 2004. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek toegewezen.
2. De ambtenaar verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen.
3. De vrouw bestrijdt zijn beroep.
4. De ambtenaar voert in hoger beroep twee grieven aan. De eerste grief richt zich tegen de, volgens de ambtenaar, onjuiste invulling van de rechtbank aan het begrip openbare orde. Ter toelichting stelt de ambtenaar – kort gezegd – dat er geen sprake is van strijd met de openbare orde, aangezien de ambtenaar niet mag toetsen of de vaststelling van een naam in het buitenland op de juiste wijze is geschied, zodat de ambtenaar de in de buitenlandse akte opgenomen naam zonder meer dient over te nemen.
5. In de tweede grief stelt de ambtenaar dat de rechtbank ten onrechte de doorhaling heeft gelast van de huwelijksakte.
In deze grief richt de ambtenaar zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het overnemen van de gekozen geslachtsnaam in dit geval als basis kan dienen voor een doorhaling van de akte op grond van artikel 1:24, eerste lid, BW. De huwelijksakte bewijst primair dat op een bepaalde plaats op een bepaalde datum tussen de in de akte genoemde partijen een huwelijk is gesloten. De geslachtsnaam van de echtgenoten wordt niet door de huwelijksakte bewezen. De ambtenaar wijst in dit kader op artikel 1:6 BW, waarin is bepaald dat de geslachtsnaam ten aanzien van een ieder dwingend wordt bewezen door de akte van geboorte. De ambtenaar deelt niet het oordeel van de rechtbank dat het overnemen van de gekozen geslachtsnaam in dit geval als basis kan dienen voor een doorhaling van de akte op grond van artikel 1:24, eerste lid, BW. Nu de rechtbank de doorhaling heeft gelast van de akte wordt de vrouw en haar echtgenoot immers de mogelijkheid ontnomen om tot een registratie van hun huwelijksakte te geraken op grond van artikel 1:25, eerste lid, BW. Bovendien voldoet volgens de ambtenaar de inschrijving aan de criteria van laatstgenoemd artikel. Verder is de ambtenaar niet gebleken of de vrouw pogingen in het werk heeft gesteld in Hongarije om tot verbetering van de huwelijksakte te geraken op het punt van de gekozen huwelijksnaam. De ingeschreven huwelijksakte komt naar de mening van de ambtenaar niet ten onrechte voor in de registers van de burgerlijke stand. Artikel 1:24, eerste lid, BW kan volgens de ambtenaar niet als grondslag dienen voor het subsidiaire door de vrouw bij de rechtbank ingediende verzoek.
6. De vrouw heeft de grieven van de ambtenaar gemotiveerd bestreden en gesteld dat – kort gezegd – de rechtbank naar de omstandigheden van het geval heeft gekeken en naar de intentie van de vrouw. Zij was in Hongarije niet bekend met de keuzemogelijkheden met betrekking tot haar geslachtsnaam na het huwelijk. Zij ging ervan uit dat zij haar eigen naam zou behouden. Zij hecht er veel belang aan dat de juiste geslachtsnaam wordt vermeld, aangezien wijziging van de geslachtsnaam wijziging van de geboorteakte tot gevolg heeft. De vrouw beleeft bij de geslachtsnaam [naam x] een identiteitsverlies. Verder kan de vrouw zich verenigen met de overwegingen van de rechtbank ter zake.
7. De Advocaat-Generaal is van oordeel dat de bestreden beschikking op onjuiste gronden is genomen en derhalve niet in stand kan blijven; hij kan zich in de grieven van de ambtenaar vinden en concludeert tot vernietiging van de bestreden beschikking.
8. Het hof overweegt als volgt.
De ambtenaar kan onder specifieke omstandigheden bij inschrijving van een buitenlandse huwelijksakte ten aanzien van het namenrecht Nederlands recht toepassen, bijvoorbeeld wanneer de ambtenaar in de onmogelijkheid verkeert het vreemde recht van de staat waar de huwelijkssluiting plaatsvond te kennen.
9. Blijkens EHRM Burghartz v. Zwitserland 22 februari 1994, PubEHCR, Series A vol 280-B, NJ 1996, 12 en EHRM Stjerna v. Finland 25 november 1994, PubEHCR, Series A vol.299-B H, levert de onmogelijkheid van naamskeuze bij huwelijk discriminatie op. De ambtenaar moet dan ten aanzien van de geslachtsnaam Nederlands recht toepassen. Hij schrijft de buitenlandse akte in met de toevoeging: “Ten aanzien van de geslachtsnamen wordt Nederlands recht toegepast. Door het huwelijk is de geslachtsnaam van de vrouw niet gewijzigd.” Het gevolg is dan dat de geslachtsnaam van de vrouw ongewijzigd blijft en zij overigens gebruik kan maken van de rechten die artikel 1:9 BW haar verschaft.
10. In casu zijn partijen, beiden met Nederlandse nationaliteit en in Nederland woonachtig, gehuwd in Hongarije. De vrouw had vooraf de mogelijkheid tot naamskeuze. Niet duidelijk is wat zich te dien aanzien in Hongarije heeft voltrokken. Geconfronteerd met het gegeven dat het in Hongarije gesloten huwelijk tot gevolg heeft dat de vrouw nu ook in Nederland haar geslachtsnaam door inschrijving van de huwelijksakte in de registers van de burgerlijke stand in Den Haag is kwijtgeraakt, verlangt zij de doorhaling van de inschrijving.
11. De ambtenaar stelt dat de Nederlandse wetgeving niet voorziet in hetgeen de vrouw beoogt. Doorhaling is geen optie: daardoor zou de mogelijkheid het huwelijk hier te registreren komen te ontvallen. Strijd met de openbare orde is er in dit geval ook niet. De Advocaat-generaal onderschrijft de visie van de ambtenaar.
12. Het hof stelt vast dat de vrouw en de man wier enig aanknopingspunt met Hongarije en het Hongaarse recht bestaat uit de huwelijkssluiting aldaar, ingegeven vanuit hun wens in dat land in echt verbonden te worden, beiden beogen de vrouw haar eigen geslachtsnaam te laten behouden, niettegenstaande hetgeen zich in Hongarije heeft voorgedaan. De vrouw beroept zich op het EVRM. Zij ervaart identiteitsverlies, hetgeen haar in psychische nood brengt.
13. Vooropgesteld wordt dat de ambtenaar zijn taak in deze, naar het oordeel van het hof, op correcte wijze heeft vervuld. De vraag is vervolgens of deze correcte wijze van uitvoering van de taak door de ambtenaar een schending van artikel 8 lid 1 EVRM, namelijk het dragen en gebruiken van haar eigen, bij de geboorte gegeven geslachtsnaam, tot gevolg heeft, die niet wordt gerechtvaardigd door lid 2. Het hof is van oordeel dat zulks in deze zaak het geval is. Waar de WCN in artikel 5b ouders onder bepaalde omstandigheden in staat stelt alsnog een naamskeuze te doen voor hun kind en waar de ambtenaar Nederlands recht ten aanzien van de geslachtsnaam moet toepassen indien de vrouw bij een huwelijk dat in het buitenland is gesloten geen mogelijkheid had tot naamskeuze, valt niet in te zien waarom in dit geval de vrouw, onder de gegeven omstandigheden, geen beroep zou kunnen doen op toepassing van Nederlands recht ten aanzien van haar geslachtsnaam bij inschrijving van de huwelijksakte in de registers van de burgerlijke stand in Nederland. Gevaar van eventuele verwarring lijkt niet waarschijnlijk. In de gevallen waarin de ambtenaar Nederlands recht alsnog moet toepassen wegens discriminatie, is dit gevaar, voor zo ver al reëel, geen grond de toepassing achterwege te laten. Waar de oplossing in geval van discriminatie past in het stelsel van de wet en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen ( artikel 5b WCN), is het hof van oordeel dat de onnodige inmenging in het privé leven van de vrouw, waarvan hier sprake is, ongedaan kan worden gemaakt middels het gelasten van een verbetering van de akte van inschrijving door daaraan toe te voegen dat door inschrijving de geslachtsnaam van de vrouw, onder toepassing van Nederlands recht, niet is gewijzigd. De rechter respecteert daarmede een rechtskeuze die, ook al biedt de wet die keuze mogelijkheid in dit geval niet, een onnodige en dus met artikel 8 EVRM strijdige inmenging in het privé leven van de vrouw teniet doet, zonder dat daarbij rechten of verplichtingen van betrokken belanghebbenden of derden op enigerlei wijze in het geding zijn.
14. Dit alles brengt mee dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
gelast verbetering van de akte van inschrijving van 7 december 2004, akte nummer [x], in de zin dat de ambtenaar aantekent dat door het huwelijk van de vrouw haar geslachtsnaam niet is gewijzigd;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Reinking, van Leuven en Pieters, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2007.