GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 23 mei 2007
Rekestnummer. : 1094-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-6942
[verzoeker],
voorheen wonende te [woonplaats], thans te [x],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. F. van Gelein Vitringa,
Mina EL ARBAOUT,
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. M. Verbraaken-Vooys.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 14 augustus 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 16 mei 2006.
De moeder heeft op 18 september 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 25 september 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vader is bij het hof op 10 oktober 2006 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 9 maart 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn procureur, en de moeder, bijgestaan door haar procureur. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN EN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage. Bij die beschikking is, met wijziging in zoverre van de beschikking van 8 oktober 2003, de door de vader te betalen kinderalimentatie met ingang van 5 december 2005 bepaald op € 115,50 per maand per kind. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen: [kind 1], geboren op [geboortedatum], en [kind 2], geboren op [geboortedatum], verder: de kinderen, die bij de moeder verblijven.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de door de hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen wordt gesteld op nihil, althans op een bedrag welke het hof juist acht, met als ingangsdatum 8 oktober 2003, althans een datum die het hof juist acht. Voorts verzoekt de vader om vaststelling dat het door de vader teveel betaalde bedrag sinds 8 oktober 2003 door de moeder aan hem dient te worden terugbetaald, dan wel dat het de vader vrijstaat deze bedragen te verrekenen met eventueel toekomstige alimentatiebedragen, en ook te bepalen dat de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging van de te nemen beslissing voor rekening van de moeder komen, voor zover deze door haar veroorzaakt worden, dat wil zeggen de kosten welke de vader moet maken, wanneer de moeder na sommatie het door hem teveel betaalde niet terugbetaalt. Ten slotte verzoekt de vader de door het hof te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof het verzoek van de vader om de bestreden beschikking te vernietigen, af te wijzen en tevens zijn verzoek om de te betalen bijdragen ten behoeve van de kinderen op nul te stellen, af te wijzen. Voorts verzoekt de moeder het verzoek van de vader om de door hem verzochte beslissing in te doen gaan op 8 oktober 2003 eveneens af te wijzen en de ingangsdatum van een eventuele wijziging niet eerder te doen ingaan dan per 5 december 2005. Daarnaast verzoekt de moeder om het verzoek van de vader dat de moeder het eventuele teveel door hem betaald bedrag dient terug te betalen, dan wel dat hij dat kan verrekenen met eventueel toekomstige alimentatiebedragen, eveneens af te wijzen, als ook het verzoek om de moeder te veroordelen in de kosten van de tenuitvoerlegging. Ten slotte verzoekt de moeder de door het hof te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4. Ter zitting in hoger beroep heeft de vader te kennen gegeven dat hij zijn wijzigingsverzoek uitsluitend grondt op de stelling dat de bij beschikking van 8 oktober 2003 opgelegde alimentatie van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, een en ander zoals verwoord in artikel 401 lid 4 BW. Op de wijzigingsgrond dat de genoemde uitspraak nadien door een wijziging van omstandigheden is opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen doet de vader, zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, geen beroep (meer). Het hof zal daarom enkel moeten beoordelen of de rechtbank destijds bij de vaststelling van de kinderalimentatie in 2003 van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5. Het hof overweegt als volgt. Uit de door de vader overgelegde echtscheidingsbeschikking van 8 oktober 2003 blijkt dat hij destijds geen verweer heeft gevoerd ter zake van de door de moeder verzochte kinderalimentatie van € 200,- per maand per kind. De vader stelt thans dat zijn inkomen en zijn lasten in 2003 zodanig waren dat hij niet in staat was een bijdrage van € 200,- per maand per kind te voldoen. Ter staving van deze stelling heeft de vader de volgende stukken overgelegd: een jaaropgave 2003 waaruit blijkt dat zijn loon over 2003 € 26.438,- bedroeg, met daarin begrepen een premie ziekenfonds/ziektekostenverzekering ad € 2.141,-, en een huurovereenkomst waarin staat vermeld dat zijn huurlast met ingang van 1 juni 2003, inclusief stoffering en gas, water en licht, € 350,- per maand bedroeg. De vader heeft voorts gesteld dat sprake was van een huwelijkse schuld bij [x] die is ontstaan vanwege de aankoop van inboedelgoederen. De moeder heeft betwist dat het om een huwelijkse schuld gaat en stelt dat zij er niet mee bekend is. Voorts stelt zij dat de vader niet aflost. Gelet op deze betwisting had het op de weg van de vader gelegen om aan te tonen wanneer het flexibel krediet bij [x] precies is ontstaan, hoe hoog de lening was bij aangaan, vanaf wanneer is afgelost en of niet weer op de lening is opgenomen. Uit de overgelegde stukken blijkt slechts dat de 1e vervaldatum van het termijnbedrag van € 317,65 7 juni 1997 is en dat in ieder geval vanaf mei 2004 aflossingen zijn verricht en in mei 2004 een opnameblokkade bestond. Onduidelijk is of de schuld ten tijde van het uiteengaan van partijen al afgelost had kunnen zijn en of de aflossingen die vanaf mei 2004 zijn verricht, betrekking hebben op dezelfde schuld of dat deze zien op een nieuwe schuld die na het uiteengaan van partijen is ontstaan. Het hof is van oordeel dat het op de weg van de vader had gelegen om in dit alles (nader) inzicht te verschaffen. Nu hij dat heeft nagelaten, ziet het hof geen aanleiding om bij de beoordeling van de draagkracht van de vader over 2003, hiermee rekening te houden. De vader heeft niet aangetoond dat hij nog andere lasten had in 2003. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet dan wel onvoldoende is gebleken dat de vader destijds niet in staat was een bijdrage te voldoen van € 200,- per maand per kind. De vader heeft de door hem gestelde wijzigingsgrond niet voldoende aannemelijk gemaakt, zodat het hof er van uit gaat dat bij de vaststelling van de kinderalimentatie in 2003 niet van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
6. Dit een en ander leidt tot bekrachtiging van de bestreden beschikking.
7. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Tanja-van den Broek en Kamminga, bijgestaan door mr. Quarles van Ufford-van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2007.