ECLI:NL:GHSGR:2007:BA7803

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200640106
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 juni 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van meermalen ernstige bedreigingen aan het adres van zijn ex-partner, de moeder van zijn kind. De bedreigingen waren zo ernstig dat de ex-partner in grote angst verkeerde. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uur, met als alternatief 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak volgde op een eerdere veroordeling in eerste aanleg, waar de verdachte ook al een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd had gekregen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de eerdere veroordeling niet in stand kon blijven. De verdachte werd schuldig bevonden aan bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de ex-partner, tot schadevergoeding van EUR 300,= toegewezen, evenals de kosten die zij had gemaakt in verband met haar vordering. Het hof heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, wat kan leiden tot vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006401-06
Parketnummer(s): 10-712634-06 en 10-713142-06
Datum uitspraak: 15 juni 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 november 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
GBA-adres: [adres]
doch blijkens opgave van de verdachte ter zitting thans wonende aan de [adres 2].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 juni 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, waarvan kopieën in dit arrest zijn gevoegd.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn ex-partner, de moeder van zijn kind, meermalen op verschillende data ernstig bedreigd. Hiermee heeft de verdachte haar de stuipen op het lijf gejaagd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt. Ter voorkoming van herhaling zal het hof daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken opleggen, met een proeftijd van twee jaren.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [ex-partner] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 590,=. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 390,=.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden ten belope van het gevorderde bedrag ad EUR 300,=, dat deze schade rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten en dat de vordering van de benadeelde partij - voor zover deze ziet op de geleden immateriële schade - zich leent voor gehele toewijzing.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op EUR 90,=, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de hiervoor bedoelde schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 300,= ten behoeve van het slachtoffer [ex-partner].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14a(oud), 14b, 14b(oud), 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 285(oud) van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 (dertig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [ex-partner] tot een bedrag van EUR 300,00 (driehonderd euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op EUR 90,=, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [ex-partner], van een bedrag van EUR 300,00 (driehonderd euro), voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 6 (zes) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. D.J.C. van den Broek, in bijzijn van de griffier mr. B.A.A. Postma. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juni 2007.