GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
derde meervoudige belastingkamer
24 januari 2007
nummer BK-07/00020
op het beroep van de stichting Christelijke Woonstichting Vidomes, statutair gevestigd te Delft, tegen de uitspraken van de Inspecteur, het Hoofd Belastingen van de gemeente Delft, betreffende na te noemen beschikkingen.
1. Tussenuitspraak en splitsing
1.1 Het Hof verwijst naar hetgeen is vastgesteld, overwogen en beslist in zijn tussenuitspraak van 9 januari 2007 in de zaak met het kenmerk 03/02226 (hierna: de tussenuitspraak).
1.2 Voor het procesverloop verwijst het Hof in de eerste plaats naar hetgeen daaromtrent is vermeld onder 1 tot en met 3.2 van de tussenuitspraak.
1.3 Na de tussenuitspraak is die zaak gesplitst in 29 zaken, waaronder deze, in welke zaken heden uitspraak wordt gedaan. Ook wordt heden in de zaak met het kenmerk 03/02226 de (eind)uitspraak gedaan.
1.4 Het onderhavige beroep is gericht tegen de uitspraken van de Inspecteur op het bezwaar tegen vijf beschikkingen, waarbij de Inspecteur het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Die beschikkingen en uitspraken hebben betrekking op de volgende vijf onroerende zaken:
BIKOLAAN 229
BIKOLAAN 231
BIKOLAAN 233
BIKOLAAN 235
BIKOLAAN 237
Bij de onderwerpelijke beschikkingen heeft de Inspecteur de waarde van elk van de genoemde onroerende zaken vastgesteld op € 90.302.
Het Hof merkt het in de tussenuitspraak onder 1 en 3 vermelde als vaststaand aan. Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is verder, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
Naar aanleiding van een bezwaar van een huurder is geconstateerd dat bij de bepaling van de waarde van de onroerende zaak Bikolaan 235 ervan is uitgegaan dat de inhoud van dit object 174 m3 bedraagt, terwijl die inhoud in werkelijkheid 122 m3 bedraagt. Dat blijkt ook het geval te zijn voor de andere onder 1.4 vermelde onroerende zaken.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1 Voor het geschil en de standpunten van partijen verwijst het Hof in de eerste plaats naar hetgeen in de tussenuitspraak onder 4, met uitzondering van 4.1.2 en 4.2.2, is vermeld. Wat het meer subsidiaire standpunt van belanghebbende betreft, is voorts het volgende van belang.
3.2 Belanghebbende heeft in de conclusie van repliek, bladzijde 12, als haar standpunt te kennen gegeven dat op basis van de werkelijke inhoud van de onroerende zaken de waarde daarvan elk op € 51.250 moet worden vastgesteld.
3.3 Ter uitvoering van een ter zitting daaromtrent tussen partijen gemaakte afspraak heeft de Inspecteur zich beraden op een herziening van zijn standpunt en heeft hij aan de gemachtigde van belanghebbende bericht gezonden dat zijn herziene standpunt is dat de waarde € 64.660 bedraagt.
3.4 De gemachtigde van belanghebbende heeft het bestand per emailbericht doorgezonden aan het Hof. Met betrekking tot de onderhavige objecten staat daarin als standpunt van belanghebbende vermeld dat de waarde van de objecten elk € 73.000 bedraagt.
4. Beoordeling van het beroep
Vorm en wijze van bekendmaking van de beschikkingen
4.1 Wat betreft de vorm en wijze van bekendmaking van de onderwerpelijke beschikkingen verwijst het Hof naar hetgeen in de tussenuitspraak onder 5.5 en 5.6 is overwogen en geoordeeld.
De waarde van de onroerende zaken
4.2 Uit hetgeen hiervoor onder 2 en 3 is vermeld leidt het Hof af dat belanghebbende zich alsnog conformeert aan het herziene standpunt van de Inspecteur omtrent de waarde van de onderhavige objecten.
4.3 Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat de waarde van de onroerende zaken elk nader moet worden vastgesteld overeenkomstig het herziene standpunt van de Inspecteur.
5.1 Nu het beroep gegrond is, heeft te gelden wat het Hof in de tussenuitspraak onder 6 heeft overwogen.
5.2 Mitsdien komt aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van (5 x € 4,55 is) € 22,75 en een schadevergoeding van (5 x € 5,05 is) € 25,25 toe.
Het Gerechtshof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de vijf bestreden uitspraken van de Inspecteur,
- wijzigt de beschikkingen aldus, dat de waarde van de onroerende zaken elk nader wordt vastgesteld op € 64.660,
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 22,75, en wijst de gemeente Delft aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- veroordeelt de gemeente Delft tot vergoeding van de door belanghebbende geleden schade, vastgesteld op € 25,25.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Schuurman, Vierhout en Visser. De beslissing is op 24 januari 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.