ECLI:NL:GHSGR:2007:BA9038

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
966-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Husson
  • Pannekoek-Dubois
  • Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie en draagkrachtberekening na gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 juni 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen de man en de vrouw. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 april 2006 aangevochten, waarin hij niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek om de alimentatie te wijzigen. De man heeft verzocht de alimentatie met terugwerkende kracht te verlagen naar nihil, of naar een bedrag dat het hof passend acht. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft de verzoeken van de man betwist en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder de geboorte van een tweede kind en de aankoop van een woning door de man met zijn nieuwe partner. Het hof heeft de draagkracht van de man opnieuw beoordeeld en rekening gehouden met zijn inkomen, woonlasten en de kosten van kinderopvang. De vrouw is volledig arbeidsongeschikt en ontvangt een uitkering van 90% van haar laatst verdiende salaris. Het hof heeft geconcludeerd dat de man in staat is om een lagere alimentatie te betalen, en heeft de bestreden beschikking vernietigd.

De uitspraak houdt in dat de man vanaf 1 juli 2005 een alimentatie van € 880,- per maand moet betalen, en vanaf 1 januari 2006 € 800,- per maand. Tevens heeft het hof bepaald dat de vrouw de eventueel teveel ontvangen alimentatie niet hoeft terug te betalen aan de man, gezien haar financiële situatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige verzoek van de man afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 6 juni 2007
Rekestnummer : 966-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-5561
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. A.M. de Deken,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. J.W. Zanoli.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 13 juli 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 18 april 2006.
De vrouw heeft op 29 augustus 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 27 september 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 29 augustus 2006 en 22 maart 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Op 30 maart 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn procureur en de vrouw, bijgestaan door haar procureur. Partijen hebben het woord gevoerd, de procureur van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
Nadien zijn, volgens afspraak ter zitting, de volgende stukken bij het hof ingekomen:
van de zijde van de vrouw een schrijven van 13 april 2007 waarbij het hof is medegedeeld dat tussen partijen geen regeling in der minne tot stand is gekomen.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarbij de man niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek, voor zover dat is gebaseerd op zijn stelling dat de beschikking van het hof van 10 maart 2004 van het begin af aan niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Voorts zijn de verzoeken van de man voor het overige afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is ten aanzien van de alimentatie voor de vrouw de draagkracht van de man.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de rechtbank daarbij heeft verklaard:
“verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor zover dat is gebaseerd op zijn stelling dat de beschikking van het hof van 10 maart 2004 van het begin af aan niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan”, alsmede ”wijst de verzoeken van de man voor het overige af”,
en in plaats daarvan - uitvoerbaar bij voorraad - de bestreden van het hof van 10 maart 2004 te wijzigen en te bepalen:
primair: dat de alimentatie die de man aan de vrouw moet betalen met ingang van 1 juli 2005 op nihil wordt gesteld, dan wel op een zodanig bedrag als de rechtbank (het hof leest: het hof) juist acht;
subsidiair: indien de rechtbank (het hof leest: het hof) toch een bijdrage oplegt, daarbij te bepalen dat deze bijdrage met ingang van 8 mei 2009 op nihil wordt gesteld;
meer subsidiair: indien de rechtbank (het hof leest: het hof) een bijdrage oplegt, daarbij te bepalen dat deze bijdrage met ingang van 8 mei 2012 op nihil wordt gesteld en daarbij vast te stellen dat deze bijdrage met ingang van die datum wordt beëindigd.
3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure, alsmede die van de eerste instantie.
4. De man heeft vier grieven tegen de bestreden beschikking gericht. In zijn eerste grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek voor zover dat is gebaseerd op zijn stelling dat het hof van het begin af aan niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. Ter toelichting op deze grief stelt de man dat hij zowel het inkomen als de kosten die op de door de vrouw opgestelde draagkrachtberekening waren opgenomen heeft betwist. In zijn tweede grief stelt de man dat de rechtbank de verzoeken van de man voor het overige ten onrechte heeft afgewezen. In zijn derde grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft gesteld, dat er een vergelijking van draagkracht is gemaakt. Hiervan kan volgens de man geen sprake zijn omdat de vrouw hiervoor niet de door de rechtbank en de man gevraagde stukken heeft overgelegd. In zijn vierde grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden heeft met de kostenpost ‘premie voor vroegpensioen’ ad € 190,-.
5. De vrouw betwist in zijn algemeenheid, dat de rechtbank van aantoonbare onjuistheden in de draagkrachtberekeningen, welke door de vrouw in eerste instantie zijn overgelegd, is uitgegaan. De vrouw merkt daarnaast op dat het uitgaan van een te hoog inkomen niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt, dat de beschikking vanaf het begin niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. De vrouw betwist dat de rechtbank uit de door haar overgelegde draagkrachtberekeningen voetstoots zou hebben aangenomen, dat de man een tegemoetkoming in de premie ziektekostenverzekeringen van zijn werkgever zou ontvangen. De vrouw merkt op dat de man de rechtsoverweging betreffende de jusvergelijking in de bestreden beschikking onjuist weergeeft. Voorts betwist de vrouw dat de rechtbank rekening zou hebben moeten houden met de kostenpost ‘premie voor vroegpensioen’ ad € 190,-.
6. De grieven van de man en de vrouw lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof zal de geschilpunten tussen partijen bespreken en het door de man en de vrouw aangevoerde daarbij betrekken. De behoefte van de vrouw aan de aanvullende alimentatie is door de man niet betwist en staat derhalve vast.
Van aanvang niet aan de wettelijke maatstaven voldaan
7. Het hof overweegt als volgt. Naar het oordeel van het hof heeft de man geen belang bij de behandeling van deze grief. Na de vaststelling van de alimentatie door het hof in 2004 hebben zich gewijzigde omstandigheden voorgaan, zoals hierna omschreven, op grond waarvan de man ontvankelijk is in zijn verzoek. Nu de man een wijziging van de alimentatie verzoekt ingaande op een datum gelegen ná de beschikking van het hof en ná de datum waarop die gewijzigde omstandigheden zich hebben voorgedaan heeft hij geen belang bij dit onderdeel van zijn appel.
Wijziging van omstandigheden
8. In punt 11 van zijn inleidend verzoekschrift heeft de man zijn verzoek gebaseerd op een wijziging van omstandigheden. In appel heeft de man zijn grondslag niet gewijzigd.
9. De man heeft met zijn huidige partner in 2004 een woning aangekocht aangezien de huurwoning in [x] slechts was bedoeld als een tijdelijk verblijf. Voorts is er een tweede kind geboren, omstreeks oktober 2005. Als gevolg van de geboorte van het kind zijn de kosten van opvang aanmerkelijk toegenomen. Vorenstaande feiten en omstandigheden zijn los van elkaar een wijziging van omstandigheden in de zin van de wet.
10. Nu de man wijziging van de alimentatie vraagt per 1 juli 2005 zal het hof vanaf die datum de draagkracht van de man opnieuw beoordelen. Het hof gaat hierbij uit van de draagkrachtberekening van de man, gedateerd 7 juli 2005. De vrouw heeft enkele posten hiervan betwist. Het hof zal hierna de betwiste posten van deze draagkrachtberekening afzonderlijk bespreken. Het hof gaat er hierbij van uit dat overige – niet betwiste – posten vaststaan.
11. Bij het toetsen van de draagkracht van de man zal het hof een onderscheid maken tussen twee perioden: de periode van 1 juli 2005 tot 1 januari 2006, waarbij de ziektekosten volgens het oude regime gelden en de periode vanaf 1 januari 2006, waarbij een wijziging in de kosten kinderopvang en de ziektekosten heeft plaatsgevonden.
Draagkracht van de man
Inkomen
12. Ter terechtzitting heeft de man verklaard dat wat betreft zijn inkomen uitgegaan kan worden van zijn jaaropgave 2004, aangezien hij het niet redelijk vindt dat de vrouw de gevolgen ondervindt van het door hem in 2005 opgenomen ouderschapsverlof. Het hof zal derhalve uitgaan van het jaarinkomen van de man overeenkomstig zijn jaaropgave 2004.
Levensloopregeling
13. Het hof acht het redelijk rekening te houden met de lasten die verbonden zijn aan de levensloopregeling tot een bedrag gelijk aan de eerdere premie van het vroegpensioen, nu deze levensloopregeling door een wetswijziging in de plaats is getreden van het vroegpensioen. In zoverre slaagt het appel.
Kosten kinderopvang
14. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man rekening houden met de kosten van kinderopvang, nu naar het oordeel van het hof de vrouw niet, althans niet voldoende deze kosten heeft betwist.
Zorgverzekeringswet
15. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man bij de berekening van de lasten tot 1 januari 2006 rekening houden met de premie voor de ziektekostenverzekering van de man conform de jaaropgave van 2005 voor een bedrag van € 3.376,- per jaar. Met ingang van 1 januari 2006, zijnde de datum waarop de nieuwe Zorgverzekeringswet inwerking is getreden, zal het hof rekening houden met een premie zorgverzekering van afgerond € 285,50 per maand, bestaande uit een nominale premie van € 123,- per maand en de inkomensafhankelijke bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet van € 162,50 per maand. Het hof houdt rekening met een werkgeversbijdrage Zkv van € 1.950,- per jaar, die in het brutoloon van 2005 is begrepen.
Woonlasten
16. Het hof gaat uit van de door de man in de draagkrachtberekening opgevoerde woonlasten, waarbij het hof per eind 2005 rekening houdt met een verhoging van de hypotheekrente, met dien verstande dat het hof de helft van de hypotheekrente van de man in aanmerking neemt, evenals de helft van het forfait overige eigenaarlasten en de helft van de hypotheekaflossing/premie levensverzekering. Het hof acht het redelijk dat de man met zijn huidige partner een passende woning heeft gekocht en acht het redelijk rekening te houden met de helft van de totale woonlasten. Het hof ziet in het door de man genoemde verschil in inkomsten tussen hem en zijn partner geen aanleiding voor een andere verdeling van de woonlasten.
Gezinsnorm/alleenstaande oudernorm
17. Het hof houdt bij de berekening van de draagkracht van de man rekening met zijn huidige gezinsituatie. Hij is hertrouwd en zijn echtgenote kan in haar eigen onderhoud voorzien. Tot het gezin van de man behoren inmiddels twee kinderen.
Werkelijke verwervingskosten
18. Ter zitting heeft de man geen nadere verklaring kunnen geven van de door hem opgevoerde werkelijke verwervingskosten. Het hof zal geen rekening houden met deze kosten, nu naar het oordeel van het hof de man niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze kosten heeft moeten maken.
Jusvergelijking en alimentatie
19. Uit de in het geding gebrachte stukken volgt dat de vrouw volledig arbeidsongeschikt is; dit is door de man niet betwist. Ter zitting is nog nader toegelicht dat de vrouw niet door arbeid in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Op grond van een regeling met haar voormalige werkgever kan de vrouw tot de leeftijd van 65 jaar aanspraak maken op 90% van haar laatst verdiende salaris. Uit de beschikking van het hof van 10 maart 2004 volgt dat de vrouw toen een inkomen had van € 1.713,- per maand exclusief vakantiegeld.
De vrouw heeft gesteld dat haar inkomen als gevolg van periodieke verhogingen met € 100,- bruto per maand is toegenomen. Gezien de gezondheid van de vrouw acht het hof het aannemelijk dat de vrouw haar inkomen niet verder door middel van arbeid kan verhogen.
Bij de bepaling van de draagkrachtruimte gaat het hof uit van het inkomen van de vrouw in 2005, zoals dat blijkt uit de cumulatieve gegevens op haar salarisspecificatie van december 2005 en de door haar opgevoerde bijzondere kosten wegens thuiszorg. Voorts houdt het hof bij de berekening van haar draagkracht rekening met haar woonlasten en ziektekosten. Voorts rekening houdend met deze bovenstaande gegevens van de vrouw en rekening houdend met de draagkracht van de man is het vrij besteedbare inkomen van de man meer dan dat van de vrouw. De vergelijking van de draagkrachtruimten van beide partijen geeft naar het oordeel van het hof geen aanleiding de alimentatie op een ander bedrag vast te stellen dan de draagkrachtruimte van de man toelaat.
20. Uit het voorgaande volgt dat de door de man gestelde omstandigheden een wijziging van de bij beschikking van het hof ’s-Gravenhage van 10 maart 2004 vastgestelde partneralimentatie rechtvaardigt. De bestreden beschikking dient derhalve te worden vernietigd nu de draagkracht van de man slechts een partneralimentatie toelaat van
- € 880,- per maand voor de periode van 1 juli 2005 tot 1 januari 2006,
- € 800,- per maand voor de periode vanaf 1 januari 2006.
Terugbetaling
21. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij de ontvangen alimentatie volledig heeft besteed en dat zij onvoldoende vermogen heeft om teveel ontvangen alimentatie terug te betalen. De vrouw had op het moment van de zitting nog een banksaldo van ongeveer € 6.000,-. Gezien het consumptieve karakter van alimentatie en het feit dat de vrouw haar inkomenspositie in de toekomst niet kan verbeteren, acht het hof het niet redelijk en billijk dat het teveel ontvangene door de vrouw moet worden terugbetaald aan de man.
22. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van het hof geen bespreking meer.
De man heeft in het oorspronkelijk verzoek nihilstelling van zijn alimentatieverplichting met ingang van 8 mei 2009 en 2012 bepleit, welke verzoeken door de rechtbank zijn afgewezen. Weliswaar heeft de man deze verzoeken in het petitum van het appelrequest herhaald, maar hij heeft dit standpunt op geen enkele wijze onderbouwd, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
23. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van het hof te
’s-Gravenhage van 10 maart 2004 voorzover het betreft de periode van 1 juli 2005 tot en met 8 mei 2009 - de alimentatie voor de vrouw ten laste van de man als volgt:
- in de periode van 1 juli 2005 tot 1 januari 2006 een bedrag van € 880,- per maand;
- in de periode vanaf 1 januari 2006 een bedrag van € 800,- per maand;
wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de vrouw de eventueel door de man aan haar teveel betaalde alimentatie niet aan hem hoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Pannekoek-Dubois en Labohm, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2007.